1 Moshéh 1

1 Moshéh (Mozes) 1

Dag één – Spirituele definities: wie zijn Dag en nacht [~voor informatie over de geschiedenis die hier aan vooraf gaat: zie het Geheime book van Yâhuwchânâ ́n (“Apocrypha of John”) en de Boeken van de Verlosser (“Pistis Sophia”)]

Van binnen, tot degenen (m.) van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) behorend tot het vorstendom (v.) [~koningen], werd deze [~Yâhuwshúa`] zonder aanzien des persoons die de machtige van ‘aharón is (lichtdrager/lucifer) niet zijnde van de Ene zijnde de dubbele-namen (m.) (ha-shimáyim) [~Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] [1:8] van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), hoewel [~Hij] niet van de Ene (v.) die het Land in Waarheid is, 2. bovendien, zij die niet het Land (v.) waarlijk van Yâ-hwéh is, bleef zij dwalend [~van Hem], onnatuurlijk van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en ongevormd van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l); dus de duisternis, begraven over iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijnde degene, niet van die ene, van de bodemloosheid (v. ) [~die geen fundament heeft] van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zo bleef de geest van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) zichzelf brengen op, van Mij, boven iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), om degenen te begraven (m. ) van het Water, [~Leeft (enkelvoud)] [Blijde Boodschap van de Waarheid] 3. toen van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) van Mij, met betrekking daartoe, zei Hij Die geen acht slaat op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), “Laat het Licht van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) bestaan”, en van Mij kwam het Licht [~erkend] tot bestaan [~Yâhuwshúa`] 4. van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en van Mij, zag Hij Die zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), niet behorend tot degenen die het Licht zijn (n.), dat deze Ene [~Yâhuwshúa`, het Licht], de mooie/goede Uitspraak is van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en Die een duidelijke afscheiding van Mij maakte: Hij Die, zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), op dit moment te midden van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) het midden is, [1.] niet zijnde degenen (m.) van het Licht, van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) [~Yâhuwshúa`], en momenteel te midden van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) die het midden is, [2.] zijnde degenen (m.) niet van de duisternis, 5. van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l). Dus, van Mij, genaamd Hij Die zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) is, betrekking hebbend op degenen (n./m.) die niet van het Licht (n.) zijn: de “Yowm¹ (Hitte, “Dag”²) (v.) van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en behorend tot degenen (n./m.) die niet de duisternis (n.) zijn, riep Hij van Mij, de “Láylâh (Verduisterende draai, Nacht)³ (v.)” rond van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), wanneer het van Mij, een vreemde stam de avond [~verduistering] wordt van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l); hoewel het van Mij komt te bestaan de vroege morgen, is de Dag (v.) [3 Moshéh 23:32] eerst (v.) van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l).

Dag twee: spirituele definitie van de hemel van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l)

Toen over Mij zei Hij die geen acht slaat op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer): “Zorg dat er van Mij een vastgemaakte bevestiging (“uitspansel”) [~de Getuigenis] bestaat onder degenen (m.) binnen degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) die tot het midden behoren, zijnde degenen (m.) die niet van het Water zijn; en van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), laat het van Mij zijn die zal lachen (Yitschâ ́q) [~Yâhuwshúa` (Blijde Boodschap van Phílippos 103)] zijnde degene (n.) die de scheiding veroorzaakt op dit moment in het midden van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) die het midden is, van het Water van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) [~de néphesh (v.)], en van het Water van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) [~de Gezant-Tweeling (m.)].” Zo komt het van Mij op deze manier tot stand, 7. toen Hij van iemand die de demon (yisrâ’ë ́l) overwon, deze Ene [~Yâhuwshúa`] van Mij, Hij Die zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) niet tot de degenen behoort, de vastgemaakte bevestiging (n.) (“uitspansel”) [~de Getuigenis] van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l). Ook scheidde Hij van Mij af, Hij Die zonder aanzien is voor de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), momenteel in het midden van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) die het midden is, zijnde [1.] degenen (m.) die niet van het Water zijn, hij die zonder aanzien is, is zij die bleef dwalen van Mij van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) onderaan [~satanische weduwe), zijnde degenen (m.) niet van de vastgemaakte bevestiging (“uitspansel”) [~het Getuigenis] van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en op dit moment te midden zijn van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, zijnde het midden. [2.] zijnde degenen (m.) niet van het Water, zijnde degenen (m.) niet boven de begraving van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijnde degenen (m.) niet van de vastgemaakte bevestiging (“uitspansel”) [~het Getuigenis] 8. van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zo riep Hij, zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) die niet tot degenen behoort, de vastgemaakte bevestiging (“uitspansel”) [~het Getuigenis], “ha-shimáyim(4) (De tweeledige-namen)(5) [~Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l)”, zo, ziet het, zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), dat Deze het goede Zeggen is van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), hoewel het een vreemde stam wordt, het is te zeggen de avond [~duisternis] van iemand die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, toch komt het tot bestaan in de vroege morgen, de Dag zijnde de tweede van iemand die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint.

Dag drie: spirituele definite van het Land in Waarheid van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en de zee/brullers van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), het gras en het kruis

Dus wat dat betreft zei Hij van Mij, Hij Die geen acht slaat op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer): “Wordt samengetrokken door de Hand van Mij [~Yâhuwshúa` (Spreuken 30:4, Tâ’ówm’s Blijde Tijding van de kraamtijd van Yâhuwshúa` 11)] niet behorende tot degenen (n./m.), het Water niet behorende tot degenen (n./m. ) van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) eronder, zijnde degenen (m.) niet van de dubbele namen (ha-shimáyim) [~Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] [1:8] voor Mijn degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijnde een vergadering (v.) zijnde één (v.) van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zo is het van Mij gezien niet zij die verdord is van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l).” Aldus geschiedde het van Mij van degene die de demon overwon (yisrâ’ë ́l), hoewel het werd samengetrokken door de Hand van Mij, niet met degenen (n./m.), het Water niet behorend tot degenen (n./m.) van degene die de demon eronder overwint (yisrâ’ë ́l), zijnde degenen (m.) niet van de dubbele namen (ha-shimáyim) [~Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] [1:8] voor Mijn degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijnde degenen (v.) niet zijnde de samenkomsten van dezelfde (m.) van de Zoon van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en van Mij werd gezien zij die niet verdord is 10. van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zo noemde Hij, Hij die zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), van degene (v.) die niet verdord is, zijnde “Het Land in Waarheid van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l)”, en niet behorend tot de ene (v.), van degenen (n./m.) die niet van de tegenstander (sâţâ ́n) zijn, zijnde de gemeenschappen van de wateren (n.) [~mengsel van Water van onze Vader en water van de dood, nageslacht van Wijsheid en sâţâ ́n], riep Hij van Mij: “De yamíym (zeeën, “brullers”) van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l)”, dus, het ziet Hij Die geen acht slaat op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger), dat deze de goede Gezegde is 11. van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), dus zei Hij daarover, zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer): “laat het ontspruiten, waar het Land in Waarheid is, vegetatie van gras, het zaaien van het Zaad: naar het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) zijn de nakomelingen van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en naar het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) is de gelijkenis van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l); en het vruchtbare galgenkruis(6);, degene die ervoor zorgt dat deze de Vrucht wordt [3 Moshéh 23:40] is van sâţâ ́n, die, niet behorend tot degenen die het Zaad zijn van dezelfde, van de zoon is onder degenen van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint [~Yehuwthâ ́h/sâţâ ́n]. Met betrekking tot dezelfde, behorende tot de Zoon, volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijn de nakomelingen die de ene zijn die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) buiten, de ene niet zijnde van het Land in Waarheid van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, toch komt het zo tot bestaan [~zelf vruchten van het galgenkruis wordend, zich verzettend tegen sâţâ ́n tot de dood]”, 12. dus van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) bracht Hij, waar het Land in Waarheid is, vegetatie voort van gras dat het Zaad zaait; volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) zijn de nakomelingen van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) is de gelijkenis van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en het vruchtbare galgenkruis dat deze Ene tot de Vrucht maakt, is van sâţâ ́n, die, niet behorend tot degenen die het Zaad zijn van dezelfde, van de zoon is onder degenen van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) [~Yehuwthâ ́h/sâţâ ́n]. Met betrekking tot dezelfde, behorende tot de Zoon, volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), zijn de nakomelingen van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), is de gelijkenis van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en het vruchtbare galgenkruis dat deze Ene tot Vrucht maakt [3 Moshéh 23:40], is van sâţâ ́n, die, niet behorend tot degenen die het Zaad zijn van dezelfde, van de zoon is onder degenen van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) [~Yehuwthâ ́h/sâţâ ́n]. Met betrekking tot dezelfde, behorende tot de Zoon, volgens het Vaartuig van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l) zijn de nakomelingen die één zijn die de demon overwinnen (yisrâ’ë ́l) buiten, degene die niet van het Land in Waarheid is van degene die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), dus ziet het, zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger), dat deze de goede Gezegde is 13. van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), al wordt het een vreemde stam, de avond [~verduistering], van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), toch komt het tot bestaan in de vroege morgen, de Dag zijnde de derde van iemand die de demon overwint (yisrâ’ë ́l).

(1) Deze term in `Ivríyth is wat sâţâ ́n heeft gezongen als een mantra door heidense massa’s. Deze letter, als “ohm” gesymboliseerd door de laatste Griekse letter, is de eenheid van weerstand waardoor elektriciteit warmte genereert. De “o” is de enige klinker die niet in de naam, “Yâ-hwéh Yâhuwshúa`” voorkomt, en is dus dissonant te midden van de resonantie van Zijn lof. Hitte is ook een synoniem voor moeite en tegenspoed, en is een term die door sommigen wordt toegepast op de politie.
(2) Día is ook, in het Grieks, een naam van Zeus, wat een naam van sâţâ ́n is, maar er is geen synoniem om dit niet in het Spaans te hoeven zeggen, waar het “dag” betekent. Andere namen van Zeus zijn Dios (gebruikt als vervanging in het Spaans voor demon), Diu, Dis, en van Diu komt “divine (goddelijk)”.
(3) `Ivríyth (Hebreeuws): Het woord #03915 Láylâh betekent nacht, letterlijk “verduisterende draai”, een “draai (weg van het licht)”. Aangezien de Schrift zegt dat de aarde zelf niet beweegt, is het de lichtbol die draait om de schaduw op de helft van de aarde te produceren.
(4) Dit is de tweeledige naamwoordsvorm van sjëm (naam), en de eerste klinker in een tweeledig naamwoord is “i” wanneer de klinker van het enkelvoudige naamwoord “ë” is. De Masoretische taal heeft echter de verkeerde klinker “â” ingevoegd, die in een dubbel naamwoord wordt gebruikt wanneer de klinker van het enkelvoudige naamwoord “a” is, daarom: “ha-shâmáyim” is een dubbele SHAM, een feit dat ze proberen te verbergen.
(5) `Ivríyth (Oud-Hebreeuws) shëm, naam, is de term die wordt uitgedrukt in de dubbele meervoudsvorm, logisch volgens de context, en aangezien de materiële schepping van de tijdelijke materiële schepper zich niet kan beroepen op de naam van Yâhuwshúa`, biedt het een effectieve afscheiding om de tegenstander in quarantaine te houden van degenen van het Getuigenis, zijnde “van de hemelen”, waar de tegenstander nooit was. De tegenstander noemde de dingen in zijn imitatie schepping van de dingen boven met enkelvoudige namen, maar Yâ-hwéh Yâhuwshúa` met dubbele namen.
(6) “Hout” in LXX Grieks, in `Ivríyth ook vertaald als “boom”, of “galg” die in Romeinse tijden de vorm van een kruis had. Deze vertaling komt ook overeen met andere geschriften.

Maleachi 4 | 1 Moshéh | 1 Moshéh 2

Share