1. Uit de diepten roep ik tot U, o Yâ-hwéh; 2. Yâ-hwéh, hoor naar mijn stem. Laat Uw oren opmerkzaam zijn op mijn luide smeekbeden. 3. Als U, Yâ-hwéh, op de ongerechtigheden let, o Yâ-hwéh, wie zal bestaan? 4. Maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt. 5. Ik verwacht Yâ-hwéh, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord. 6. Mijn ziel wacht op Yâ-hwéh, meer dan wachters op de morgen, wachters op de morgen. 7. Laat Israël hopen op Yâ-hwéh, want bij Yâ-hwéh is barmhartigheid en bij Hem is veel verlossing. 8. Ja, Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.
Lied 130
Lied (Psalm) 130
1. Uit de diepten roep ik tot U, o Yâ-hwéh; 2. Yâ-hwéh, hoor naar mijn stem. Laat Uw oren opmerkzaam zijn op mijn luide smeekbeden. 3. Als U, Yâ-hwéh, op de ongerechtigheden let, o Yâ-hwéh, wie zal bestaan? 4. Maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt. 5. Ik verwacht Yâ-hwéh, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord. 6. Mijn ziel wacht op Yâ-hwéh, meer dan wachters op de morgen, wachters op de morgen. 7. Laat Israël hopen op Yâ-hwéh, want bij Yâ-hwéh is barmhartigheid en bij Hem is veel verlossing. 8. Ja, Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.