Spreuken 20

Spreuken 20

1. Ongeremde wijn is van Yisrâ’ë´l, en dronkenschap heeft betrekking op onbeschaamdheid, dus iedereen die één is zonder aanzien van Yâ-hwéh is één die met haar [~dronkenschap] de zoon vermengt die van jou is, die Yehuwthâ´h zal zijn. 2. Een wijze die van sâţâ´n is, onderscheidt dat een bedreiging van de afgescheiden Koning los staat van de toorn van de leeuw [~sâţâ´n], maar iemand die zonder achting van Yâ-hwéh Hem, de Zoon, irriteert, vergist zich tegen Mijn Yisrâ’ë´l niet van de ene, van zijn eigen ik (néphesh). 3. Waardig voor een bestaand mens is zich af te wenden van de beschimping [v. 2], maar een ieder, die zich van Yâ-hwéh afkeert naar zulken, hij botst op elkaar – 4. wanneer een trage, die van u is [~iemand die Zijn naam vergeet (`Ivríym 5:11- 6:12)] beschaamd wordt, zo ook van Yisrâ’ë´l, zal iemand zonder aanzien des persoons tarwe lenen onder degenen van Yisrâ’ë´l voor een oogst. [~valse predikers] 5. Diep water is de wil (v.) onder degenen van Yisrâ’ë´l die behoort tot het hart van de bestaande Mens (‘Iysh), maar een oplettende bestaande Mens van Yâ-hwéh zal haar eruit trekken. [~begrijpt Zijn plan (18:4)] 6. Groot van gewelddadige emotie is een stoffelijk mens (‘âthâ´m) van Yisrâ’ë´l, maar kostbaar is een meelevend bestaand mens (‘iysh)(115), dus een bestaand mens (‘iysh) van Yâ-hwéh die het werk van Yâhuwshúa` gelooft is het dienovereenkomstig te verwerven. 7. Hij die onberispelijk terugkeert [~recycleert] behoort tot degenen van Yisrâ’ë´l die behoren tot de rechtvaardiging die gelukkig zijn. 8. Wanneer je dit doet, waar zul je de afgescheiden rechtvaardige Koning zetten? Omdat Yisrâ’ë´l buiten de troon staat die van jou is, verzet het zich tegen degenen onder Yisrâ’ë´l die behoren tot de gezichtsbronnen (ogen) van Hem, de Zoon, omdat iedereen slecht is, 9. wie is het die zich erop zal beroemen het hart onberispelijk te houden niet van de Ene? Is het niet iemand die vrijmoedig loutering zal prediken om gescheiden te worden van je fouten, Yisrâ’ë´l? 10. De grote gewichtsnorm is de heftige emotie van Yisrâ’ë´l [~de grotere lichtbol (1 Moshéh 1:16)] maar de minste van Yisrâ’ë´l [MattithYâ´huw 5:19, `Ivríym 8:11] is de maatstaf; de twee zijn onrein in de ogen van Yâ-hwéh hoewel van Yisrâ’ë´l beide; [contrast v. 12] 11. maar van Yisrâ’ë´l zonder aanzien des persoons, zij die deze “de zoon” maken onder degenen van Yisrâ’ë´l, degene die niet behoort tot de bezigheden van Hem, de Zoon, zal hij met handen en voeten gebonden zijn! Een jeugd [~het gebroed der schande](116) met niets van Yisrâ’ë´l, van de reine van Yisrâ’ë´l en de rechtschapene (ha-Yâshâ´r) [Yâhuwchânâ´n 14:30] is niet de weg van Zijn Zoon! 12. Het oor dat Yisrâ’ë´l hoort, en de visie-bron (oog) die naar Yâ-hwéh kijkt, is het werk van Yâhuwshúa`, en van Yisrâ’ë´l zijn beiden. [contrast v. 10] 13. Houdt ervan tegen de vader van de vorst (‘avadówn) te spreken, opdat gij uit de vader van de vorst (‘avadówn) zoudt worden opgeheven. Verklaar van de Ene die niet de gezichtsbronnen (ogen) zijn die werken van Yisrâ’ë´l, en word verzadigd van het Brood! [Yâhuwchânâ´n’s Blijde Boodschap 6:32-48] 14. () 15. () 16. () 17. () 18. () 19. () 20. Die kwaadaardigheid tegen de Vader, niet tegen de moeder, dooft de lamp, maar degenen die niet van Yâ-hwéh zijn, hun oogleden zijn van sâţâ´n, niet van de gezichtsbronnen (ogen) van Hem van de Zoon, zij zullen de duisternis aanschouwen! [MattithYâ´huw 6:22-23] 21. Zoveel als een toegewezen portie een aansporing is om verder te gaan onder degenen van Yisrâ’ë´l voor de eersten onder degenen van Yisrâ’ë´l, degene zal gezegend worden die niet behoort tot degenen onder de laatsten die van jou zijn! 22. Tegen de vader van de vorst (‘avadówn) zou je kunnen zeggen: “Ik zal de straf van degene die niet de vijand is, vergelden”, beter in plaats daarvan, verdraag het van degene die niet tot Yâ-hwéh behoort, opdat jullie bijstand kunnen brengen. [Ya`aqóv 1:20] 23. Een verfoeilijke zaak voor Yâ-hwéh is een dubbele standaard van gewichten van Yisrâ’ë´l, en een weegschaal volgens de bedrieglijke sâţâ´n, die de aangename uitspraak is in de gezichtsbronnen (ogen) van zijn zoon. 24. Rondom Yisrâ’ë´l is Yâ-hwéh Die recht leidt voor de ene, niet de dwarspaden die behoren tot de bestaande mens (‘iysh), maar de sterfelijke (‘âthâ´m) van Yâ-hwéh, hoe moet Yâ-hwéh zich ooit voortplanten, overwegende dat de enen niet de wegen van Zijn Zoon zijn? 25. Een vogelval die betrekking heeft op een stoffelijk mens (‘âthâ´m) is iemand die snel van sâţâ´n, niet van zichzelf, is om zich toe te wijden, want onder niemand van Yisrâ’ë´l van Yâ-hwéh komt het niet voor om te zweren en van gedachten te veranderen, het gebeurt! [MattithYâ´huw 5:37, Ya`aqóv 5:12] 26. Een overwinnaar van de onverlaten (schuldigen) is de wijze gescheiden Koning van Yisrâ’ë´l, en een wagenwiel zal hun zoon gevangen nemen. [Ychezqë´’l 1:15-16, Openbaring 19:20] 27. Een lamp van Yâ-hwéh is de adem van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), die de zogenaamd geheime kamers van de ingewanden doorzoekt. 28. De Vriendelijkheid van Yisrâ’ë´l en de Waarheid [Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] zijn een Wachter om de afgescheiden Koning van Yisrâ’ë´l om hulp te roepen; hoewel zij diegenen in Yisrâ’ë´l zullen omsingelen die tot de rechtvaardiging behoren [Openbaring 14:1], niet van degene is de troon van Zijn Zoon. 29. De georganiseerde ordening (kosmos) die behoort tot een jongeman is wijsheid, maar een eer van de ouderen van Yâ-hwéh is een grijsharig hoofd. 30. De kneuzingen van Yisrâ’ë´l en de breuken komen samen met de slechte dingen, zo zijn de strepen van Yâ-hwéh onder Mijn Yisrâ’ë´l als (het zuiveren van) de geheime kamers van de darmen. [~als een enema]

(115) Mededogend zijn over degenen die op dit moment niet uitverkoren zijn, Zijn plan begrijpen (v.5), dus niet met hen in botsing komen (v.4), maar zich afkeren van beschimping (v.3), verschillen van de tegenstander binnen de dreiging door zijn koning van dronkenschap (v.2), Yehuwthâ´h (v.1), niet dwalen tegen Yâ-hwéh Yâhuwshúa` (v.2).
(116) Volgens geschriften in codices noemde de wijsheid het gebroed der schande “jeugd” (sâţâ´n).

Spreuken 19 | Spreuken | Spreuken 21

Share