Enoch 61

Chanówkh (Enoch) 61

6de Zegel – Dag van Yâ-hwéh

1. Zo gebood Yâ-hwéh de koningen, de machtigen, de verhevenen en allen die op het Land wonen: “Open je ogen en hef je voorhoofden op om te zien of je in staat bent de Uitverkorene te erkennen.” 2. De Vorst der geesten zat op de troon van Zijn waardigheid. 3. En de geest der gerechtigheid werd over Hem uitgestort. 4. Het woord van Zijn mond zal alle overtreders en alle onrechtvaardigen vernietigen, en geen van hen zal voor Zijn tegenwoordigheid overleven. 5. Te dien dage zullen alle koningen en de machtigen en de verhevenen en zij die het land in bezit hebben genomen, opstaan, Hem zien en Hem herkennen als Hij op de troon van Zijn waardigheid zit; recht zal voor Hem geoordeeld worden 6. en geen nutteloos woord zal voor Zijn aangezicht worden uitgesproken. 7. De pijn zal over hen komen als over een barende vrouw, wier arbeid zwaar is, wanneer haar kind tot de mond van het bekken komt, en zij het moeilijk vindt voort te brengen. [Vergelijk Yshá`Yâhuw 13:8-16] 8. Zij zullen elkaar verschrikt aankijken; zij zullen hun blik neerslaan; 9. En de moeite zal hen overwinnen wanneer zij deze Zoon van de vrouw [Galátas 4:4] zien zitten op de troon van Zijn waardigheid. 10. Dan zullen de koningen, de machtigen en allen die het Land in bezit hebben genomen Hem eren Die over alle dingen soeverein is, Hem Die verborgen was; want vanaf het begin bestond de Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) in het verborgene, en de Allerhoogste bewaarde Hem te midden van Zijn Kracht, en openbaarde Hem aan de uitverkorenen. [Yshá`Yâhuw 49:2, Romeinen 1:20] 11. Hij zal de gemeente der reinen en der uitverkorenen zaaien, en alle uitverkorenen zullen op die dag voor Hem op hun voeten staan. 12. Maar de koningen, de vorsten, de verhevenen, en zij die het land in bezit genomen hebben, zullen voor Hem op hun aangezicht vallen en Hem aanbidden, 13. En zij zullen hun hoop vestigen op deze Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), zullen Hem smeken en Hem om gunsten vragen. 14. Doch de Vorst der geesten zal hen vergelden, zodat zij zich haasten om uit Zijn aanwezigheid te treden. Hij zal hun gezicht beschamen en de duisternis zal zich over hun gezicht uitstorten. Hij zal hen overleveren aan de gezanten van de bestraffing, zodat wraak kan worden genomen omdat zij Zijn zonen en Zijn uitverkorenen hebben verdrukt. En zij zullen een schouwspel worden voor de reinen en voor Zijn uitverkorenen, die zich ten koste van hen zullen verheugen, omdat de toorn van de Vorst der geesten op hen viel 15. en Zijn zwaard dronken werd van hun bloed [5 Moshéh 32:42]; maar de reinen en uitverkorenen zullen te dien dage worden gered; en zij zullen voortaan het gezicht van de overtreders en de onrechtvaardigen niet meer zien. 16. De Vorst der geesten zal boven hen wonen: 17. En zij zullen eten, rusten en opstaan met deze Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) voor de eeuwen der eeuwen. 18. De rechtvaardigen en de uitverkorenen zullen uit de grond zijn opgestaan, zullen hun gezicht niet meer bedrukken en zullen bekleed zijn met het levenskleed. Zo zal dat levenskleed van de Vorst der geesten zijn; je kleed zal niet oud worden [vergelijk 5 Moshéh 29:5], noch zal je eer verminderen in de tegenwoordigheid van de Vorst der geesten. [Vergelijk 2 Korintiërs 5]

Enoch 60 | Enoch | Enoch 62

Share