Enoch 18

Chanówkh (Enoch) 18

1. Toen overzag ik de schalen van alle winden en zag dat zij bijdroegen tot de versiering van de gehele schepping en het fundament van de aarde. 2. Ik onderzocht de Steen, die de Hoeksteen van de aarde is. 3. Ook bekeek ik de vier winden, die de aarde dragen, en het uitspansel van de hemel. 4. En ik zag hoe de winden de sluier van de hemel in de hoogte verlengden, 5. en hoe zij hun plaats behouden tussen de hemel en de aarde, en de pijlers van de hemel vormen. 6. Ik zag de winden die rotatie veroorzaken, die de baan van de lichtkrans en van alle sterren doen ondergaan; en over de aarde zag ik de winden die de wolken ondersteunen. 7. Ik zag de weg van de gezanten. 8. In de grenzen van de aarde zag ik het uitspansel van de hemel erboven. Toen ging ik verder naar het zuiden; 9. en ik zag een plaats waar, zowel bij dag als bij nacht, zeven bergen van schitterende stenen brandden; drie naar het oosten, en drie naar het zuiden (middag), [~ “planeten”] 10. Op deze manier: Van degenen die naar het oosten waren, was er één van een veelkleurige steen; één was van parels, en de andere van antimoon, en die naar het zuiden waren van een rode steen. De middelste reikte tot de hemel als de troon van Yâ-hwéh, een troon van albast, en het bovenste deel van de troon was van saffier. Ook zag ik een laaiend vuur over alle bergen hangen. 11. En ik zag een plaats tegenover een groot gebied, en daar werden de wateren verzameld.

De gevangenis van de afgezanten die het christendom misleiden (ook gezien in hoofdstuk 21), de zeven afgezanten van de samenkomsten van Openbaring.

12. Toen werd mij een fontein getoond vanuit een diepe afgrond tussen kolommen van hemels vuur, 13. En ik zag in hen [de hemelse zuilen] zuilen van vuur stralen(19) die tot op de bodem afdaalden en waarvan de hoogte en diepte onmetelijk waren; onder deze afgrond ontwaarde ik ook een plaats, die noch het uitspansel van de hemel erboven, noch de vaste grond eronder had; noch was er water boven, noch iets op de zijkant; in plaats daarvan was de plek verlaten en angstaanjagend. 14. En ik zag daar zeven sterren, als grote laaiende bergen, en toen ik daarnaar informeerde, 15. zei de gezant tot mij:
“Deze plaats is de grens van hemel en aarde; zij is de gevangenis van de sterren en van het hemelse leger geworden. 16. De sterren die rond het vuur draaien zijn zij die het gebod van Yâ-hwéh hebben overtreden voordat hun tijd gekomen was, want zij kwamen niet in hun juiste seizoen. Daarom was Hij met hen geërgerd en bond hen vast, tot de periode van de voltooiing van hun misdaden in het geheime jaar.” [Spreuken 8:25]

(19) Waarschijnlijk de magnetosfeer van de aarde, en haar elektrische stroom.

Enoch 17 | Enoch | Enoch 19

Share