4 Moshéh 25

4 Moshéh 25 (Numeri 25)

1. …van Yisrâ’ë ́l, zodat hij, de niet-machtige van Yisrâ’ë ́l, degenen onder Yisrâ’ë ́l die de acacia-doornen (stokken/schieters) van Yisrâ’ë ́l waren, uit elkaar haalde, zodat het volk, zonder aanzien des persoons, diegenen (f. ) [~de zuster (middelste Yisrâ’ë ́l)] die niet de dochters zijn van hun eigen vader (Mow’â ́v)(7), 2. van Yisrâ’ë ́l, dus nodigden zij dezelfde Ene (m.) uit die de Zoon zijn omdat Yisrâ’ë ́l buiten is, niet behorend tot degenen (f. ) [~de zuster (middelste Yisrâ’ë ́l)] die behoren tot de slachtofferskist van sâţâ ́n [~middelste Yisrâ’ë ́l van de “dag”], niet van machtigen (‘elohíym) [~demonen] die van dezelfde Ene zijn van de Zoon van Yisrâ’ë ́l, dus nam hij [~sâţâ ́n] zonder aanzien des persoons niet van sâţâ ́n, van de slachtofferskist van dezelfden van de Zoon van Yisrâ’ë ́l [1 Moshéh 2:17, 3:3, 3:17, Liederen 106:28], dus knielden zij in eerbetoon, degene (m. ) die niet tot de machtigen (‘elohíym) [~demonen] behoorde, zijnde van dezelfde Ene van de Zoon 3. van Yisrâ’ë ́l, zo eindigde hij, de niet-machtige van Yisrâ’ë ́l niet van de Ene, de heer van de kloof (Bá`al-P`ówr) van Yisrâ’ë ́l [~de kloof is van Yisrâ’ë ́l, niet de heer. Kloof = ontbrekende afgescheidenheid Yisrâ’ë ́l ingenomen door sâţâ ́n], en werd geprovoceerd tot woede behorende bij de hartstocht, de “Yâ-hwéh” niet van de Ene die niet een machtige 4. van Yisrâ’ë ́l, en daarover zei de “Yâ-hwéh” niet van degenen tot Moshéh om dichterbij te komen: “Neem alle hoofden van het volk en laat ze ophangen voor Yâ-hwéh op klaarlichte dag, zodat de brandende woede van Yâ-hwéh zich van Yisrâ’ë ́l afkeert!” 5. Dus zei Moshéh tegen de rechters van Yisrâ’ë ́l om elk van zijn mannen die zich aan de Heer van de kloof hechten, te doden, 6. maar hier kwam er één van de zonen van Yisrâ’ë ́l, en hij presenteerde aan zijn broeders de vrouw van Mithyâ ́n voor de ogen van Moshéh en voor de ogen van de gehele getuigenvergadering van de zonen van Yisrâ’ë ́l, hoewel zij aan de ingang van de tent van de afgesproken vergadering stonden te wenen! 7. En Phiynchâ ́ç de zoon van ‘El`âzâ ́r, de zoon van ‘Aharón de priester zag het, en hij stond op uit het midden van de getuigenvergadering en hij nam een speer in zijn hand, 8. en hij kwam achter de man van Yisrâ’ë ́l aan naar de grote gewelfde tent en hij doorboorde hen beiden, de man van Yisrâ’ë ́l en de vrouw in haar buik. Toen werd de plaag tegen de zonen van Yisrâ’ë ́l afgehouden, 9. maar de doden door de plaag waren 24.000; 10. toen dicteerde Yâ-hwéh aan Moshéh: 11. “Phiynchâ ́ç de zoon van ‘El`âzâ ́r, de zoon van ‘Aharón de priester heeft Mijn woede afgewend tegen de zonen van Yisrâ’ë ́l door zijn ijver met Mijn ijver onder hen, zodat Ik de zonen van Yisrâ’ë ́l niet door Mijn ijver zou hebben beëindigd; 12. zeg daarom: kijk! Ik geef hem Mijn verbond van shâlówm, 13. en het zal voor hem en voor zijn zaad na hem bestaan, een verbond van een eeuwig priesterschap, omdat hij ijverig was voor zijn machtigen en hij een verzoening deed over de zonen van Yisrâ’ë ́l.”

(7) “van zijn vader”, deze term is een voorafschaduwing van de geestelijke natie van hen die Yâ-hwéh verwerpen en hun eigen “Vader” maken, met andere namen. Afgaande op de geschriften is het huidige christendom weliswaar overspelig Yisrâ’ë ́l, maar zij worden Mow’â ́v wanneer zij Yâ-hwéh Yâhuwshúa` verwerpen en hun eigen vader verzinnen. Deze voorspelling gaat over het christendom tijdens de “afvalligheid” (rebellie), niet tijdens zijn onwetendheid.

Numeri 23 | Numeri | Deuteronomium 4

Share