Enoch 67

Chanówkh (Enoch) 67

1. Hierna gaf mijn overgrootvader Chanówkh mij de interpretatie van alle geheimen in de boekrol en in de gelijkenissen die hem waren gegeven, en hij vatte ze voor mij samen in de woorden van de boekrol der gelijkenissen. 2. Die dag sprak Miykhâ’Ë´l en zei tegen Rphâ’Ë´l: “De Kracht van de geest spoort mij aan en doet mij moeite voor de strengheid van de veroordeling voor de geheimen en de bestraffing van de wachters. Wie zou het strenge vonnis kunnen verdragen dat is voltrokken en waarvoor zij ongedaan zijn gemaakt?” Opnieuw sprak Miykhâ’Ë´l en zei tot de zuivere Rphâ’Ë´l: “Bestaat er iemand wiens hart hierdoor niet zou worden geraakt en wiens ingewanden niet zouden worden verstoord door dit 3. vonnis dat is uitgesproken tegen hen die zijn verstoten? Maar het gebeurde, dat toen Miykhâ’Ë´l voor de Vorst der geesten kwam, 4. hij tot Rphâ’Ë´l zei: “Ik zal hun aandeel niet opnemen voor de ogen van Yâ-hwéh, daar de Vorst der geesten woedend op hen is; want zij hebben zich gedragen alsof zij vorsten waren. Daarom zal elke verborgen veroordeling tegen hen komen voor de eeuwen der eeuwen. 5. Aangezien noch een gezant noch een man er een deel van zal ontvangen, maar zij alleen hun eigen oordeel hebben ontvangen voor de eeuwen der eeuwen.

Enoch 66 | Enoch | Enoch 68

Share