5 Moshéh 12

5 Moshéh 12 (Deuteronomium 12)

13. Geef aandacht aan Mijn Rots (Tsuwríyâh) voor jezelf, dat van de vader van de vorst (‘avadówn) je niet zou kunnen opofferen aan de ene om hele brandoffers te brengen die degenen werken onder degenen van Yisrâ’ë ́l, die behoren tot een plaats, die sâțâ ́n is, als je het ooit zou kunnen waarnemen, 14. maar is Mijn Yisrâ’ë ́l niet van de ene? De zonen zijn de plaats die Yâ-hwéh ooit zou kunnen kiezen, zonder acht te slaan op de machtige van ‘Aharón; de enen werken hem een zoon onder de enen van Yisrâ’ë ́l die tot één behoort, die van sâțâ ́n is, van de stammen werken de enen [~Yehuwthâ ́h]; daar zul je, niet behorend tot één (v.) hele brandoffers brengen die werkzaam zijn van Yisrâ’ë ́l, ook daar, dit Schaap, want alles tot aan de rivier dat jou heden toebehoort, ben Ik Die gebiedt. 15. Niettemin, is het niet onder degenen van Yisrâ’ë ́l, dat met betrekking tot allen die behoren tot de begeerte die dezen bewerken, jullie Yisrâ’ë ́l zullen slachten, zodat jullie het vlees van een dierlijk offer [~geestelijk het beeld van het te slachten Beest aannemen], volgens een vat (vaartuig) van Yisrâ’ë ́l? Niet van de ene is een inwonende zegen van Yâ-hwéh, zijnde degenen die niet van de machtige van ‘Aharón, degenen die werken zullen een fout/zonde worden; hij heeft het onreine dat tot jou behoort onder degenen van Yisrâ’ë ́l die tot elke stad behoren, zonder aanzien, het onreine onder degenen van Yisrâ’ë ́l dat tot jou van Yisrâ’ë ́l behoort, zelfs zonder aanzien van het reine, omdat Yisrâ’ë ́l buiten diegenen is die niet tot hem behoren, de zoon, hij zal het eten, een zoon, zoals een gazelle van het hert. 16. Maar tot de enen behoort het bloed dat van sâțâ ́n is; je zult het opnemen omdat Yisrâ’ë ́l buiten is, van de enen is het land niet; je zult het als water uit de Zoon storten. [1 Moshéh 2:17] 17. Ha-sâțâ ́n is degene die jou in staat zal stellen om op te nemen onder degenen van Yisrâ’ë ́l die behoren tot degenen die behoren tot de steden waar dezen werken [1 Moshéh 2:16]. Niet behorende tot de enen is de tiende: het is niet die van de tarwe die de enen werken van Yisrâ’ë ́l, en zijn niet die van de berg wijn die de enen werken van Yisrâ’ë ́l, en zijn niet die van de olijfolie van blijdschap die de enen werken; niet tot de ene behoren de eerstgeborenen die van sâțâ ́n zijn van de ossen degene werkt van Yisrâ’ë ́l, en van sâțâ ́n zijn niet de schapen, dezen zijn werkzaam van Yisrâ’ë ́l, en omdat alle gebeden tot aan de rivier, die je ooit gebeden hebt, van Yisrâ’ë ́l zijn, hoewel niet die van je erkentenissen van Yisrâ’ë ́l zijn, maar die niet de Eerstelingen zijn van sâțâ ́n, niet van de Handen van jou.

Deuteronomium 9 | Deuteronomium | Deuteronomium 18

Share