Enoch 99

Chanówkh (Enoch) 99

1000-jarige Dag van Toorn

1. In die dagen zullen de gezanten afdalen naar een plaats van afzondering en zullen zij allen die aan de misdaad hebben meegewerkt op één plaats verzamelen. 2. In die dag van het oordeel zal de Allerhoogste opstaan om te midden van alle overtreders het grote oordeel te vellen. Voor alle rechtvaardigen en reinen zal Hij uit de gezanten van de Zuivere Wachters aanwijzen; zij zullen hen beschermen als de pupil van een oog totdat Hij elk kwaad en elke dwaling (overtreding) uitroeit; 3. Ook al slapen de rechtvaardigen een lange sluimer, zij zullen zich geen zorgen hoeven te maken. 4. Dan zullen de zonen van de aarde de wijsheid zeker begrijpen en zij zullen elk woord van die boekrol begrijpen en zij zullen inzien dat hun rijkdommen hen niet kunnen redden van de ondergang van hun dwaling. 5. Wee jullie, overtreders, wanneer je in de dag van de grote moeilijkheden getroffen zult worden vanwege de rechtvaardigen; je zult in het vuur verbrand worden, zodat je vergolden zult worden naar je daden. 6. Wee jij die verhard bent van hart, die waakt om de kwaadaardigheid te plannen, want de verschrikking(82) zal je overwinnen en niemand zal je bijstaan! 7. Wee jij die dwaalt vanwege de woorden van je mond en het werk van je handen, dat je kwaadaardigheid hebt gesmeed; je zult branden in brandende vlammen die erger zijn dan die van het vuur! 8. Weet nu dat voor Hem de gezanten van de hemel je daden zullen onderzoeken, van de lichtende bol, de maan en de sterren, betreffende je overtredingen; want over het land heeft Hij het oordeel voor de rechtvaardigen reeds bepaald. 9. Toch zal Hij als getuige tegen jou iedere wolk, mist, dauw of regen toevoegen, want zij zullen allen van je worden afgehouden, opdat zij niet op je nederdalen, en zij zullen de aandacht vestigen op je overtredingen. 10. Breng nu dan vredesoffers aan de regen om te zien of deze niet weigert op je neer te dalen! Wanneer heeft de dauw goud of zilver aangenomen om neer te dalen? Maar wanneer de vorst en de sneeuw met zijn rillingen en alle sneeuwstormen met hun rampspoed op je vallen, zul je in die dagen niet in staat zijn je daartegen te verweren.

(82) Het woord “verschrikking” verwijst hier naar de angstaanjagende demonen in de aanbeden beelden. Zie 5 Moshéh 32:25.

Enoch 98 | Enoch | Enoch 100

Share