Maleachi 3

Maleachi 3

Profetie over de zending van Johannes de Doper en de komst van Yâhuwshúa`

1. “Zie, Ik zend Mijn gezant, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal die Heerser Die je aan het zoeken bent, de Gezant van het verbond, in Wie je je vreugde vindt, naar Zijn tempel komen. Zie, Hij komt”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen. 2. “Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. 3. Hij zal zitten als iemand die zilver smelt en reinigt: Hij zal de Levieten reinigen en hen zuiveren als goud en zilver. Dan zullen zij Yâ-hwéh een graanoffer brengen in gerechtigheid. 4. Dan zal het graanoffer van Juda en Yruwshâláim (Jeruzalem) voor Yâ-hwéh aangenaam zijn, zoals in de dagen van oude tijden af, zoals in vroegere jaren. 5. Ik zal naar je toe komen voor het oordeel. Ik zal een snelle Getuige zijn tegen de tovenaars, tegen de overspelers, tegen hen die valse eden afleggen en tegen hen die het loon van een dagloner met geweld inhouden, die het recht van weduwe, wees en vreemdeling ombuigen, en Mij niet vrezen”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen.

Zegen na bekering tot Yâ-hwéh

6. “Want Ík, Yâ-hwéh, ben niet veranderd, jij, kinderen van Jakob, bent daarom niet omgekomen. 7. Sinds de dagen van je vaderen ben je afgeweken van Mijn verordeningen, en heb je ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar jou terugkeren”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen. “Maar jij zegt: In welk opzicht moeten wij terugkeren? 8. Zou een mens de Almachtige beroven? Werkelijk, je berooft Mij! En dan zeg je: Waarvan beroven wij U? Van de tienden en het hefoffer! 9. Je bent door de vloek getroffen, omdat je Mij berooft, als volk in zijn geheel. 10. Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen, “of Ik niet de vensters van de hemel voor je zal openen, en zegen over jou zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn. 11. Ik zal ter wille van jou de kaalvreter bestraffen, zodat hij de vrucht van de aardbodem bij jou niet te gronde richt, en de wijnstok op het veld bij jou niet zonder vrucht zal blijven”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen. 12. “Alle heidenvolken zullen je gelukkig prijzen, want je zult een aangenaam land zijn”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen.

Troost in aanvechting

13. “Je woorden tegen Mij waren te hard”, zegt Yâ-hwéh. “Maar je zegt: Wat hebben wij onder elkaar tegen U gesproken? 14. Je zegt: de Almachtige dienen is nutteloos! Wat voor nut heeft het dat wij onze taak ten behoeve van Hem vervullen en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht van Yâ-hwéh, de Behouder van allen? 15. Welnu, wij prijzen de hoogmoedigen gelukkig: niet alleen worden zij die wetteloosheid doen, opgebouwd, zelfs als zij de Almachtige beproeven, ontkomen zij. 16. Dan spreken zij die Yâ-hwéh vrezen, ieder tot zijn naaste: Yâ-hwéh slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie Yâ-hwéh vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. 17. En zij zullen voor Mij”, zegt Yâ-hwéh, de Behouder van allen, “op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient. 18. Dan zul je opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een ongelovige, tussen wie de Almachtige dient en wie Hem niet dient.”

Maleachi 2 | Maleachi | Maleachi 4

Share