4 Moshéh 15

4 Moshéh 15 (Numeri 15)

27. Maar als ooit van Yâ-hwéh, één néphesh (v.) onvrijwillig zou dwalen, zal zij er één leiden naar de geit (m.) [~sâţâ ́n], één (v.) die één jaar oud is (m./n.), betreffende de dwaling (v.) 28. van Yisrâ’ë ́l, en zij zal verzoening doen, zonder rekening te houden met de Priester om de erfenis betreffende Yisrâ’ë ́l [~Yâhuwshúa`] te ontvangen, aan degene (n. ) [~sâţâ ́n] niet van de néphesh (v. 27), de ene (n.) [~sâţâ ́n] niet van één (v.) [~néphesh van Yâ-hwéh (v. 27)] die zich vergist door de onwetendheid van Yisrâ’ë ́l, zelfs van één (v.) [~néphesh] die zich onvrijwillig vergist in tegenstelling tot Yisrâ’ë ́l van Yâ-hwéh, om Yisrâ’ë ́l van dezelfde van de Zoon [~Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] gunstig te stemmen/verzoening te doen, 29. zijnde van de Ene [2 Moshéh 3:6] niet behorende tot degene die is uitgebroken onder degenen van Yisrâ’ë ́l – behorende tot de zonen met betrekking tot de niet-bekeerden onder degenen van Yisrâ’ë ́l, doch niet van degenen die behoren tot de nieuwkomers-bekeerlingen onder degenen van Yisrâ’ë ́l die behoren tot dezelfde Ene van de Zoon [~Yâhuwshúa`]. Een wet: één van Mij die Yehuwthâ ́h zal worden, behorende tot dezelfde enen [~uitgebroken] die tot de Zoon behoren, Die ooit van Yâ-hwéh deze [~Yehuwthâ ́h] onvrijwillig 30. van Yisrâ’ë ́l zou kunnen maken, hoewel de néphesh, is van degenen (m.) die deze [~Yehuwthâ ́h] onder degenen van Yisrâ’ë ́l met de hand van hoogmoed zal maken, afgescheiden zijnde van u, Yisrâ’ë ́l, niet van sâţâ ́n, zijnde van degenen die uitgebroken zijn, van wie je bent afgescheiden, Yisrâ’ë ́l niet van sâţâ ́n, van de nieuwkomers-bekeerlingen van de Ene, niet een machtige van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger), deze is een schaap die beschimpt, die volkomen vernietigd zal worden. Het is niet die néphesh die van buiten de Ene komt die “Ik zal bestaan (‘e-hyéh)
Yisrâ’ë ́l”, zijnde degenen niet van de mensen van dezelfde (v.) [~néphesh] van de Zoon 31. omdat deze [~Yehuwthâ ́h] niet tot de enen behoort. De uitspraak (n.) van Yâ-hwéh achtten zij waardeloos van Yisrâ’ë ́l, en de enen (v.) niet zijnde de geboden (v.) van dezelfde van de Zoon, die hij in het buitenland verspreidde, zal hij uitwrijven; hij zal uitgewreven/vernietigd worden, niet die néphesh van wie de dwaling van dezelfde (v.) [~néphesh] was, van de zoon onder degenen van Yisrâ’ë ́l die tot dezelfde (v.) [~néphesh] behoren, die tot de Zoon 32. van Yisrâ’ë ́l behoren. Dus, voortgezet zijnde degenen die niet de zonen zijn, met betrekking tot de niet-zoon van Yisrâ’ë ́l onder degenen van Yisrâ’ë ́l, zijnde degene (v.) [~néphesh] die niet behoorde tot de buitenkant van het Woord (mi-dvar) [~”verlaten (v.)”] van Yisrâ’ë ́l, en zij, dienovereenkomstig, vonden een bestaande man (‘iysh), een Licht, Eén (m.) die de kruizen (n.) verzamelde, zijnde degene (v.) [~néphesh] niet behorend tot de Yowm (hitte, dag) [~midden Yisrâ’ë ́l niet van het Licht (1 Moshéh 1:4-5)], niet zijnde sâţâ ́n, van degenen die rusten (shâvë ́th) [~deelvorm van shâváth (rusten)] 33. van Yisrâ’ë ́l, zodat zij dezelfde leiden die de Zoon is naar degenen die niet dezelfde vinden die de Zoon is, het Licht dat de kruizen verzamelt die de ene (v.) [~néphesh] niet behorend tot de Yowm (hitte, dag) [~midden Yisrâ’ë ́l niet van het Licht (1 Moshéh 1:4-5)], niet zijnde sâţâ ́n, van degenen die zich verzetten (shâvë ́th) [~deelvorm van shâváth (zich verzetten)], naar geheel Yisrâ’ë ́l, Moshéh om in de buurt van Yisrâ’ë ́l te komen, en door de instrumentaliteit van (de) ‘Aharón van Yisrâ’ë ́l, en tegenover heel Yisrâ’ë ́l zijnde iedereen die de vergadering van de zonen was met het oog op de niet-mooie 34. van Yisrâ’ë ́l, en zij plaatsten apart dezelfde die de Zoon was, onder Mijn Yisrâ’ë ́l, zijnde een gevangenis, roepend om hulp, die van sâţâ ́n. Vanwege Yâ-hwéh oordeelden zij samen/interpreteerden zij wat zij deze [~sâţâ ́n] zouden kunnen laten doen aan dezelfde die de Zoon 35. van Yisrâ’ë ́l is, dus sprak hij [~sâţâ ́n], de “Yâ-hwéh” tegen alle Yisrâ’ë ́l tot Moshéh om in de buurt van Yisrâ’ë ́l te komen, dicterend, “Met de dood die hij zal sterven, zonder acht te slaan op de stoffelijke mens (‘âthâ ́m), bekogel jij diezelfde Zoon met stenen, iedereen die niet de vergadering 36. van Yisrâ’ë ́l” is, dus leidden zij Dezelfde die de Zoon is, iedereen die niet de vergadering is, naar buiten, buiten Yisrâ’ë ́l, zijnde degene (n.) die niet van het kampement (v.) van Yisrâ’ë ́l is, en zij bekogelden Dezelfde die de Zoon is, iedereen die niet de vergadering is, met stenen, buiten Yisrâ’ë ́l zijnde degene (n.) niet van het kampement, zoals hij voorschreef, de “Yâ-hwéh” van degenen die niet behoren tot Moshéh om te naderen 37. van Yisrâ’ë ́l, en daarover zei Yâ-hwéh met betrekking tot alle Yisrâ’ë ́l zijnde Moshéh om te naderen: 38. “Zeg: ‘de Ene behoort niet tot de zonen met betrekking tot de niet-meerderheid van Yisrâ’ë ́l’, en je zult zeggen: “het Kleed is tot voordeel van geheel Yisrâ’ë ́l zijnde dezelfde Ene die de Zoon van Yisrâ’ë ́l is, en zij zullen deze [~sâţâ ́n’s valse “Yâ-hwéh”] voor zichzelf buiten de marges/randen van de kudde (v.) plaatsen dat is Yisrâ’ë ́l buiten, behorende tot de ene (v.) [~kudde] die niet de hoogste punten van de stadsmuren zijn, niet sâţâ ́n. Van het kleed van dezelfde [~kudde momenteel Yisrâ’ë ́l buiten] die van de Zoon zijn, zijn onder Mijn Yisrâ’ë ́l degenen (v.) die niet in staat zijn naties (v.) van dezelfde, van de Zoon van Yisrâ’ë ́l [~die voor recycling vatbaar zijn], zo zul je tegen die Yisrâ’ë ́l buiten, de randen van de kudde sâţâ ́n, niet van de hoogste punten van de stadsmuren, een draad zetten die een hyacintkleur heeft 39. van Yisrâ’ë ́l, en het zal Yehuwthâ ́h worden, een zuster [~bedrogen] die tot jullie behoort onder degenen van Yisrâ’ë ́l zijnde degene die niet behoort tot de franje van de kudde (v.) van Yisrâ’ë ́l, toch zal iedereen naar dezelfde kijken (n.) zijnde de Zoon van Yisrâ’ë ́l, hoewel je van buitenaf herinnerd zult worden aan al degenen (v.) [~geboden (v.)] die van sâţâ ́n zijn, niet van de geboden (v.) van de Yâ-hwéh van Yisrâ’ë ́l, toch zult je deze, dezelfde (v.) [~geboden van sâţâ ́n], worden, de Zoon van Yisrâ’ë ́l [~”de levende Torah” leugen], zo is sâţâ ́n voor wie tot jullie later de genade van Yisrâ’ë ́l zal worden teruggebracht [Aan de `Ivríym 4:1]; sâţâ ́n is niet van het Verstand van jullie van Yisrâ’ë ́l, zo is later Yisrâ’ë ́l van sâţâ ́n niet van de visiebronnen van jullie onder degenen van Yisrâ’ë ́l, met welke jij uitgaat, achter Yisrâ’ë ́l van dezelfden van de Zoon, 40. overgaat. Op welke wijze, ooit van Yâ-hwéh, jij herinnerd zoudt worden aan Yisrâ’ë ́l, zodat je dezen allen (v.) die (v.) de geboden (v.) van Mij van Yisrâ’ë ́l zijn, zoudt doen worden, of je zult Yehuwthâ ́h worden in plaats van degenen die toegewijd zijn, van degenen die niet behoren tot de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger). Van jullie, 41. ben Ik de Yâ-hwéh zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), van jullie zonder acht te slaan op degene die je naar buiten leidt, van buiten Hij die “Ik zal Yisrâ’ë ́l worden (‘e-hyéh)” van het land in waarheid van de Schansen (Mitsráyim) om van jullie de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) te worden, Ik ben de Yâ-hwéh zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), van jullie…

Leviticus 23 | Numeri | Numeri 21

Share