Enoch 31

Chanówkh (Enoch) 31

1. Na deze dingen, voorbij die bergen, naar het noordoosten ervan, werden mij [zeven] andere bergen getoond vol met zuivere nardus, geurige bomen, kardemom en peper. 2. Vandaar ging ik verder naar het oosten voorbij al die bergen, ver van hen, naar het oosten van de aarde, en werd over de Rietzee gevoerd. En ik werd verwijderd ver daarbuiten, ik ging over de duisternis, ver daarvan, [langs boven de gezant Zateel,] en werd gedragen naast het Paradijs (Pardë´ç) van gerechtigheid, en bomen daarin werden mij van verre getoond, bomen buitensporig in aantal en groot, verschillend van elkaar. 3. Ik zag één boom die anders was dan alle andere, zeer groot, mooi en prachtig, de boom der kennis, waarvan als iemand ervan eet, hij begiftigd wordt met grote wijsheid. 4. Hij was zo groot als een dennenboom, zijn bladeren leken op die van de johannesbroodboom en hij droeg vruchten die leken op uiterst fijne druiven; en zijn geur reikte tot op grote afstand en ik riep uit: “Hoe mooi is deze boom en hoe aantrekkelijk is zijn verschijning!” 5. Toen antwoordde de zuivere Rmmiy’Ë´l, de Wachter en de Reine die bij mij was, en zei: “Dit is de boom der kennis, waarvan je oude vader en je oude moeder aten, en die, doordat zij kennis verkregen, hun ogen werden geopend en begrepen dat zij naakt waren, en uit de tuin werden verdreven.”

Enoch 30 | Enoch | Enoch 32

Share