Enoch 58

Chanówkh (Enoch) 58

Het eerste schudden van de hemel

1. In het vijfhonderdste jaar, en in de zevende maand, op de veertiende dag van de maand, van het leven van Chanówkh [1122 (2852 vóór Yâhuwshúa`)], in die gelijkenis, zag ik dat een hevige beving de hemel der hemelen deed schudden en dat de heerscharen van de Allerhoogste, en de gezanten, duizenden en duizenden, en tienduizenden van tienduizenden, angstig verschenen door de grote beroering. En toen ik keek, zat het Hoofd der dagen op de troon van Zijn waardigheid en de gezanten en rechtvaardigen bleven om Hem heen. Een grote beving overviel mij en schrik greep mij. Mijn ingewanden(32) werden geopend, mijn teugels(33) smolten en ik viel op mijn gezicht. Toen werd Miykhâ’Ë´l, een andere gezant van de Zuivere, gezonden om mij op te richten. 2 En toen Hij mij oprichtte, keerde mijn geest terug, want ik was niet in staat dit visioen van deze heerscharen, hun onrust en het schudden van de hemel te verdragen. 3. Toen zei Miykhâ’Ë´l tot mij: “Waarom beangstigt het visioen van deze dingen je? 4. Tot nu toe was het de tijd van Zijn gunst; en Hij is barmhartig en traag van toorn jegens hen die op de aarde wonen.

6de Zegeldag van Yâ-hwéh

5. Maar wanneer de Dag zal komen, van de kracht, de straf en het oordeel, die de Vorst der geesten heeft bereid voor hen die niet luisteren naar de Wet der gerechtigheid, voor hen die het oordeel der gerechtigheid verwerpen, en voor hen die Zijn naam verheffen tot valsheid; 6. Die Dag is een verbond bereid voor de uitverkorenen, maar voor de overtreders een straf. 7. Te dien dage zullen twee monsters van elkander gescheiden worden tot voedsel(34); een vrouwelijk monster, wiens naam LiwYâthâ´n [“Leviathan”] (kronkelende draak) is, wonende in de diepten der zee [heidense massa], over de bronnen der wateren [“Bijbel” van de gevestigde orde]; 8. En een mannelijk monster, wiens naam Béhëmowth [het Beest] is; die bezit, bewegend op zijn borst, de immense woestijn [afvallig christendom] 9. die Duindayín heet, ten oosten van de tuin waar de uitverkorenen en de rechtvaardigen zullen wonen.” (Waar mijn voorvader naartoe werd gedragen, de zevende van de stoffelijke mens (‘âthâ´m),(35) die de Vorst der geesten maakte.) 10. Toen vroeg ik een andere gezant mij de macht van die monsters te tonen, hoe zij gescheiden werden, hoe zij op dezelfde dag gescheiden werden, hoewel de ene in de diepte van de zee is, en de andere in de droge woestijn. 11. En hij zei: “Jij, zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), bent hier verlangend naar het begrijpen van geheime dingen.” 12. En de gezant van de vrede [Miykhâ’Ë´l], die bij mij was, zei: “Deze twee monsters zijn voorbereid op de grote Dag van Yâ-hwéh de Almachtige en worden gevoed opdat de straf van Yâ-hwéh de Almachtige niet tevergeefs op hen neerdaalt. 13. Zij zullen kinderen met hun moeders doden en zonen met hun vaders. 14. En later zal een oordeel plaatsvinden overeenkomstig Zijn mededogen en Zijn geduld.”

(32) Betekent “emoties”, deze zin betekent “mijn emoties kwamen los” (ik raakte in paniek).
(33) Betekent “geest”, deze zin betekent “mijn bewustzijn werd opgelost” (ik viel flauw).
(34) Het voedsel is geestelijk, de uitvoering van de wil van de Vader en de voltooiing ervan. De vernietiging van het woestijndier (afvallig christendom) en de latere vernietiging van het zeebeest (onboetvaardige heidense massa) zijn op dezelfde dag, maar toch gescheiden; het laatste is het huwelijksmaal van het Lam.
(35) Dit impliceert dat dit gedeelte van de boekrol is geschreven door Nóach, de nakomeling van Chanówkh, en niet door Chanówkh. Geleerden hebben gespeculeerd dat dit deel van de rol fragmenten kan bevatten van de verloren gegane Apocalyps van Nóach.

Enoch 57 | Enoch | Enoch 59

Share