3 Moshéh 19

3 Moshéh 19 (Leviticus 19)

17. Een tegenstander (sâţâ ́n) die je niet zult haten is van degene (m.) [~Yehuwthâ ́h] die geen broeder is die degenen (n.) zogenaamd van je maken, die degene (f.) [~zuster] is die niet met de diepe gedachte (f.) degenen (n.) zogenaamd van je maken, tegen de weerlegging/bewijsvoering zul je weerleggen/corrigeren in oppositie van degene (m.) die niet in de buurt [~buiten Yisrâ’ë ́l] is die niet dichtbij [~buiten Yisrâ’ë ́l] is, maar die (n.) zogenaamd van jou van Yisrâ’ë ́l maakt, hoewel sâţâ ́n, niet degene is die je zult accepteren door Yisrâ’ë ́l die dezelfde (m.) zoon is als de dwaling (f.) 18. van Yisrâ’ë ́l. Hoewel die niet van jou is, zal hij [~één die de tegenstander is (v. 17), Yehuwthâ ́h] zich wreken op degenen (n.) [~demonen] die van jou bewerken zij, die niet de Hand van Yisrâ’ë ́l is maar sâţâ ́n, voor wie je geen wrok zult koesteren tegen degene (m. ) die niet tot de zonen behoort met betrekking, niet zijnde die van het volk dat de zonen zogenaamd van jou van Yisrâ’ë ́l maken, niettemin zul je liefdevol houden van die (m.) niet in de buurt die de zonen zogenaamd van jou maken, als zijnde jezelf, ik ben, ik besta, Yâ-hwéh Yâhuwshúa`.” 25. Maar onder diegenen van Yisrâ’ë ́l in Yâ-hwéh, niet van diegenen, gedurende het jaar van diegenen niet gedurende het vijfde, zult gij innemen van diegene die niet de vruchtvermeerdering bij u is, behorende tot diegene (f.) niet zijnde het nageslacht van dezelfde van de Zoon; Ik ben Die zal bestaan (‘e-hyéh), Yâ-hwéh, Eén zonder aanzien van de machtigen van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van jullie: 26. Neem je de vader van de soeverein (‘avadówn) niet op, want buiten Yisrâ’ë ́l is niet de tegenstander (sâțâ ́n) van de overdragende bergen van Yisrâ’ë ́l, maar van jou bent je die uit tekenen zult afleiden, maar niet jij die de gevleugelde schepselen op tekenen zult letten. 27. Is niet de tegenstander (sâțâ ́n) die jij zult maken [~de bedrieger], een haarkrul [~schaamhaar]? Hij die “ik zal worden (‘e-hyéh) Yisrâ’ë ́l” is niet degene (n.) van het behaarde hoofd (f.), niet degene (n.) van het grote Hoofd (f.) van jou. Zelfs jij zult niet bederven van de ene (f.) [~peniel hoofd] niet zijnde de ene (f.) [~hoofd] die gezien mag worden, niet zijnde die van de baard, van jullie 28. van Yisrâ’ë ́l, toch insnijdingen/snijdingen, omdat Yisrâ’ë ́l buiten behoort tot de néphesh (ziel) die van de tegenstander is (sâțâ ́n) [~vurige], zult gij deze [~Yehuwthâ ́h] maken onder degenen van Yisrâ’ë ́l, van degenen die niet behoren tot het lichaam van jullie van Yisrâ’ë ́l, alhoewel het Yâ-hwéh is Die versterkt (YchizqiyYâ ́huw). De inscripties worden geprikt/tatoeages die van de tegenstander zijn (ha-sâțâ ́n), deze zul je maken onder die van Yisrâ’ë ́l, de zuster die tot jullie behoort. Ik ben Degene die zal bestaan (‘e-hyéh), Yâ-hwéh, Degene zonder aanzien van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger) van jullie is. 34. Als hij die zonder aanzien des persoons inheems/afkomstig is onder degenen (m. ) binnen Yisrâ’ë ́l, zal de zuster die jou toebehoort Yehuwthâ ́h zijn, hij die zonder aanzien des persoons komt te wonen, zonder aanzien des persoons die [met aanzien naar heel Yisrâ’ë ́l overgaat, jij van Yisrâ’ë ́l, en je zult dezelfde, die de Zoon is, liefdevol liefhebben als jezelf, omdat deze degene is die dichtbij is komen wonen, je bent onder degenen (m.) binnen Yisrâ’ë ́l die behoren tot het land dat werkelijk behoort tot de verschansten (Mitsráyim). Ik ben, Ik laat bestaan (‘a-hyéh), Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, Hij Die zonder aanzien van de machtigen van ‘aharón (lichtdrager/lichtbrenger) van jullie is, 35. die niet ha-sâțâ ́n zijn. Je zult deze onrechtvaardige [~Yehuwthâ ́h] bewerken onder degenen (m.) binnen Yisrâ’ë ́l, met de [~vervalste] selectie onder degenen (m.) binnen Yisrâ’ë ́l, met de maatstaf van Yisrâ’ë ́l. Maar onder degenen (m.) binnen Yisrâ’ë ́l met de gewichtsmaatstaven van Yisrâ’ë ́l, met de weegschalen volgens 36. de rechtvaardige weegschalen (n.) zijn van Yisrâ’ë ́l, en de rechtvaardige maatstaven van Yisrâ’ë ́l, wanneer de rechtvaardige vloeibare maat het beroep van Yâ-hwéh (Yâhuwthâ ́h) zal zijn. Met betrekking tot de zuster die tot jullie behoort, ben ik, ‘Ik zal doen bestaan’: Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, Hij Die geen acht slaat op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van jou, Hij Die geen acht slaat op degene (m.) [~Yehuwthâ ́h] die jij wegleidt, van hem die “Ik zal doen bestaan (‘a-hyéh) van Yisrâ’ë ́l” van het land in waarheid van de verschansten (Mitsráyim) 37. van Yisrâ’ë ́l, en je zult elkeen (m.) bewaken die niet van de ene (n./m.) is, zijnde de Wet (m.) van Mij van Yisrâ’ë ́l, en alle dingen (n.) die niet tot de ene (f. ) behoren, zijnde de verordeningen van Mij van Yisrâ’ë ́l, zo zul je deze [~Yehuwthâ ́h] tot deze (f.) maken [~zuster] zijnde de Zoon, Ik ben, ‘Ik zal doen bestaan’: Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, Hij Die zonder aanzien van de machtigen van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van jullie is, van Yisrâ’ë ́l.

Leviticus 18 | Leviticus | Leviticus 23

Share