Enoch 7

Enoch 7

De misdaad van de Wachters

1. Het gebeurde nadat de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) zich in die dagen hadden vermenigvuldigd, dat er dochters uit hen werden geboren, elegant en mooi. 2. En toen de Wachters, de zonen van de hemel, naar hen keken, raakten zij gecharmeerd van hen en zeiden tot elkaar: “Kom, laat ons voor onszelf vrouwen selecteren uit het nageslacht van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), en laat ons zonen voortbrengen.” [1 Moshéh 6:1-4] 3. Toen zei hun leider Shemiychâzâ´h tot hen: “Ik vrees dat je misschien niet in staat zult zijn deze daad te volbrengen, 4. En dat ik de enige zal zijn die verantwoordelijk wordt gehouden voor een grote fout.” 5. Maar zij antwoordden hem en zeiden: “Laten wij allen zweren, 6. En ons door wederzijdse vervloekingen verbinden, dat wij ons voornemen niet zullen veranderen, maar onze voorgenomen onderneming zullen uitvoeren.” 7. Toen zwoeren zij allen tezamen en verbonden zich met wederzijdse vervloekingen. Hun gehele aantal bedroeg tweehonderd, die in de dagen van Yéred [Enoch 105:13] afdaalden naar de top van de berg Chermówn. 8. Die berg werd daarom Chermówn(4) genoemd, omdat zij daarop gezworen hadden, en zich door wederzijdse vervloekingen verbonden hadden. 9. Dit zijn de namen(5) van hun leiders: Shemiychâzâ´h, die hun leider was, Ar’taqof, Rama’el, Kokab’el, -‘el [Turel], Ra’ma’el, Dani’el, Zeq’el, Baraq’el, ‘Asa’el, Harmoni, Matra’el, ‘Anan’el, Satow’el, Shamsi’el, Sahari’el, Tummi’el, Turi’el, Yomi’el, Yhadi’el. Dit waren de prefecten van de tweehonderd gezanten, en de rest was allen met hen. 10. Toen namen zij vrouwen, ieder voor zich; die zij begonnen te bestijgen, en met wie zij zich besmetten; zij leerden hun tovenarij, bezweringen, en het verdelen van wortels en leerden hen over de planten. 11. En de vrouwen, zwanger geworden, brachten reuzen voort(6), 12. En de vrouwen werden zwanger. Wiens gestalte elk driehonderd el [450 voet/212 meter] was, die op de aarde werden geboren en groeiden naar hun jeugd. Deze verslonden alles wat de arbeid van de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) voortbracht, totdat het onmogelijk werd hen te voeden. 13. Toen keerden zij zich tegen de mensen, om hen te doden en te verslinden. 14. En zij begonnen alle vogels van de hemel en de dieren van de aarde, de reptielen en de vissen van de zee te verwonden en zij verslonden elkaars vlees(7) en dronken hun bloed. 15. Toen verweet de aarde de onrechtvaardigen alles wat in haar gedaan was.

(4) De berg Chermówn ontleent zijn naam aan het `Ivríyth woord chérem, een vloek (Charles, p. 63).
(5) Deze namen zijn gebruikt zoals ze werden gevonden in de Spaanse vertaling die ze uit de Aramese Qumran vertalingen haalde. Er is hier geen verdere poging gedaan om ze nauwkeuriger te vertalen, behalve in het geval van Shemiychâzâ´h.
(6) De Griekse teksten wijken hier aanzienlijk af van de Ethiopische tekst. Eén Grieks manuscript voegt aan dit gedeelte toe: “En zij [de vrouwen] baarden hun [de Wachters] drie rassen – eerst de grote reuzen. De reuzen brachten de Naphelim voort [sommigen zeggen “doodden”], en de Naphelim brachten de Elioud voort [of “doodden”]. En zij namen in kracht toe naargelang hun grootte.” Zie het verslag in het Boek Jubilea (een ongeïnspireerd studieboek).
(7) “Elkaars vlees” R.H. Charles merkt op dat deze zin kan verwijzen naar de vernietiging van de ene klasse reuzen door de andere (Charles, blz. 65).

Enoch 6 | Enoch | Enoch 8

Share