Enoch 9

Enoch 9

De oproep van de Zuivere Wachters (Gezanten)

1. Toen keken Miykhâ’Ë´l en Gavriy’Ë´l, Rphâ’Ë´l, Tsuwriy’Ë´l, en `Uwriy’Ë´l [niet in Spaanse vertaling], van de zuivere plaats van de hemel neer en zagen de hoeveelheid bloed die op de aarde vergoten was, en dat het geheel vol was van de ongerechtigheid en het geweld dat erop gedaan was, en dit overwegend, zeiden deze vier(9) tot elkaar: “De stem van het geroep en het geweeklaag 2. om de vernietiging van de zonen der aarde is opgeklommen tot aan de poorten van de hemel!” 3. En zij zeiden tot Yâ-hwéh, de Reine van de hemel: “Het is nu tot U, o U Reine van de hemel, tot Wie de levens (néphesh) van de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) smeken, zeggende: ‘Neem onze zaak voor de Allerhoogste, onze vernietiging voor de majestueuze Waard en voor de Vorst van alle vorsten in Majesteit!'” Toen zeiden Rphâ’Ë´l, Miykhâ’Ë´l, Tsuwriy’Ë´l, [`Uwriy’Ë´l (niet in Spaanse vertaling)] en Gavriy’Ë´l tot de Soeverein van de wereld: “U bent onze grote Soeverein, de Soeverein van de wereld, de Soeverein van de soevereinen, de Almachtige van de machtigen en de Koning der koningen. De hemelen zijn de troon van Uw waarde voor alle geslachten tot in eeuwigheid, de hele aarde is de voetbank voor Uw aangezicht tot in eeuwigheid, en tot in eeuwigheid wordt Uw grote naam zuiver gehouden en geëerd en gezegend. 4. U bent het die alle dingen hebt gemaakt; en in U woont de macht over alle dingen; en alle dingen zijn in al hun naaktheid voor U ontsluierd. U ziet alle dingen, en niets kan voor U verborgen blijven. 5. U hebt gezien wat ‘Asa’el heeft gedaan, hoe hij elke soort van ongerechtigheid op aarde heeft onderwezen, en aan de wereld de geheime dingen heeft onthuld die in de hemelen worden gedaan. 6. Ook Shemiychâzâ´h heeft tovenarij onderwezen, aan wie U gezag hebt gegeven over hen die met hem verbonden zijn. Zij zijn samengegaan naar de dochters van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) en hebben met hen gevreeën en zijn zelf verontreinigd geraakt; 7. En hebben alle dwalingen aan hen onthuld. 8. Daarna hebben deze vrouwen reuzen voortgebracht, 9. Daarom is de gehele aarde gevuld met bloed en onrecht. 10. En nu, kijk! De zielen (néphesh) van hen die dood zijn, roepen, 11. En klagen! Zelfs tot aan de hemelpoort 12. stijgt hun gekerm op, en zij kunnen niet ophouden om de ongerechtigheid die op aarde wordt begaan. Maar U weet alle dingen, voordat ze gebeuren, 13. U weet deze dingen, en wat zij gedaan hebben; toch zegt U ons niet 14. wat wij naar aanleiding van deze dingen voor hen moeten doen.”

(9) Vers 1 noemt 5 gezanten, en zegt hier vier. Blijkbaar heeft een scribent getracht `Uwriy’Ë´l uit de Spaanse vertaling te schrappen om deze congruent te maken, en is de vermelding dat het er vier waren uit de Engelse vertaling geschrapt, maar deze wijzigingen kwamen bij vergelijking aan het licht. De oplossing is dat Miykhâ’Ë´l Degene is tegen wie zij klaagden, aangezien deze de Hoofdgezant van Yâ-hwéh is en Degene aan de rechterzijde van de Vader op Zijn Troon.

Enoch 8 | Enoch | Enoch 10

Share