Enoch 64

Chanówkh (Enoch) 64

De boekrol van Nóach

1. In die dagen zag Nóach dat de aarde afvallig werd, en dat haar ondergang nabij was. 2. Toen vertrok hij van daar en ging naar de grenzen van het land, naar de woning van zijn overgrootvader Chanówkh. 3. En hij riep en zei tot hem driemaal met bittere stem: “Hoor mij! Hoor mij! Hoor mij!” Ik zei tegen hem: “Zeg mij, wat gebeurt er op de aarde, dat zij zulke zware inspanningen ondergaat en hevig beeft? Ik kan ermee vergaan! 4. En er volgde een groot schudden op de aarde, waarna een stem uit de hemel klonk en ik op mijn gezicht viel! Maar Chanówkh, mijn overgrootvader die kwam, bleef dicht bij mij en 5. hij zei tegen mij: “Waarom heb je tot mij geroepen met bitterheid en geween? 6. Want er is een gebod uitgegaan van Yâ-hwéh tegen hen die op de aarde wonen, opdat zij volledig vernietigd worden; want zij hebben allen de geheimen van de Wachters gekend, al het geweld van de tegenstanders, al hun occulte krachten, de macht van de boosdoeners, elke macht van hen die tovenarij bedrijven, alsook de macht van hen die gesmolten beelden maken op de hele aarde: 7. hoe zilver uit het stof van de aarde wordt voortgebracht, en hoe tin uit de aarde voortkomt, en hoe lood en brons niet zoals eerst uit de aarde worden voortgebracht, maar een bron het voortbrengt 8. en er een vooraanstaande gezant verblijft, en die gezant worstelt om de overhand te krijgen.” 9. Daarna pakte mijn overgrootvader Chanówkh mij bij de hand, tilde mij op en zei tegen mij: “Ga, want ik heb de Vorst der geesten gevraagd over dit schudden van de aarde. Hij heeft mij geantwoord: “Vanwege hun onrechtvaardigheid zijn hun oordelen bepaald en het zal door Mij nooit worden tegengehouden vanwege de toverijen die zij hebben onderzocht en geleerd; de aarde en degenen die erop wonen zullen worden vernietigd.” Wat die gezanten betreft, er zal geen gelegenheid zijn voor hun berouw, 10. want zij hebben onthuld wat geheim was en zijn verdoemd, maar wat jou betreft, mijn zoon, zij hebben in het occulte gekeken en zij zijn degenen die geoordeeld zijn; maar jij niet, mijn zoon. De Vorst der geesten weet dat je puur bent, en niet in gebreke en onberispelijk wat het occulte betreft. 11. Hij zal je naam vestigen onder die der reinen, en je bewaren onder hen die op de aarde wonen. Hij zal je zaad in gerechtigheid vestigen, voor het koningschap en voor grote eerbewijzen; en uit je zaad zullen voor altijd rechtvaardigen en reinen voortkomen.”

Enoch 63 | Enoch | Enoch 65

Share