Enoch 13

Enoch 13

1. Toen zei Chanówkh (Enoch), overgaand, tegen ‘Asa’el: “Je zult geen shâlówm (vrede, volledigheid, verzoening) verkrijgen. Een groot vonnis is tegen je uitgesproken. Het zal je binden; 2. Noch zal er voor jou enige wapenstilstand, gunst of voorspraak zijn, wegens de ongerechtigheid die jij hebt onderwezen; 3. En wegens elke daad van oneerbiedigheid, geweld en dwaling, die jij aan de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) hebt geleerd.” 4. En zij werden allen bevreesd en verschrikt, en angst greep hen aan; 6. Mij smekend om voor hen een verzoekschrift te schrijven, opdat zij vergiffenis zouden verkrijgen voor hun fouten; en opdat ik het gedenkteken van hun gebed zou doen opstijgen voor de Soevereine Yâ-hwéh, de Almachtige in de hemel; omdat zij zich daarna zelf niet tot Hem konden richten, noch hun ogen naar de hemel konden opheffen vanwege de schaamte voor de overtredingen waarvoor zij waren veroordeeld. 7. Toen schreef ik een gedenkschrift van hun gebed en al hun smeekbeden voor hun leven, voor alles wat zij gedaan hadden, en voor het onderwerp van hun pleidooi, opdat er voor hen vergeving en een lang leven zou zijn. 8. Daarop ging ik over de wateren van Dan in het land van Dan, dat ten zuiden van Chermówn ten westen daarvan ligt, en ik las de boekrol waarin ik hun smeekbeden noteerde, totdat ik in slaap viel. 9. En kijk! Een droom kwam tot mij, en visioenen verschenen boven mij, totdat ik mijn ogen ophief naar de poorten van het paleis van de hemel en ik een visioen zag van straf, en een stem kwam en tegen mij zei: “Vertel het aan de zonen van de hemel, en berisp hen.” Toen ik ontwaakte ging ik naar hen toe. Allen tezamen verzameld, zaten ze te wenen in de Treurfontein, die gelegen is tussen Lvânówn en Sníyr(15), met hun gezichten gesluierd. 10. Ik vertelde hun alle visioenen die ik had gezien en mijn droom. En begon deze woorden van rechtschapenheid en visioen uit te spreken, de wachters van de hemel verwijtend:

(15) Libanon en de Amoritische naam voor de berg Hermon (bij Damascus).

Enoch 12 | Enoch | Enoch 14

Share