Enoch 24

Chanówkh (Enoch) 24

Pardë´ç (“Paradijs”) [Boomgaardpark (`Ë´then)]

1. Ik ging vandaar naar een andere plaats, en mij werd een berg getoond; de grond daartussen was van vuur en vlammen, zowel overdag als ’s nachts. Ik ging erheen; en ik ontwaarde zeven schitterende bergen, die alle van elkaar verschilden. 2. Hun stenen waren kostbaar en mooi, en allen waren schitterend, van ontzagwekkende verschijning en mooi uitzicht. Drie bergen waren naar het oosten gericht en werden versterkt door ze tegen elkaar te plaatsen; en drie bergen waren naar het zuiden gericht en werden op dezelfde manier versterkt, de één onder de ander. Er waren ook diepe en kronkelige valleien, die elkaar niet naderden. En de zevende berg was in het midden van hen, die hen allen in hoogte overtrof, gelijkend op de zetel van een troon, en welriekende bomen omringden hen. 3. Onder deze was een boom met een parfum dat ik nooit had geroken; en van geen van hen die in `Ë´then waren, was er één van alle geurige bomen die zo rook. Zijn blad, zijn bloem en zijn schors verwelkten nooit, en zijn vrucht was prachtig. 4. Zijn vrucht leek op de tros van de dadelpalm. Ik riep uit: “Kijk! Wat een mooie boom! Hij is mooi van aspect, aangenaam in zijn blad en de aanblik van zijn vrucht is verrukkelijk voor het oog.” Toen antwoordde Miykhâ’Ë´l, de Wachter en de Zuivere die bij mij was en Die over die bomen de leiding had, mij, 5. en Hij zei: “Chanówkh, waarom vraag je naar de geur van deze boom? 6. En waarom ben je nieuwsgierig naar de waarheid ervan?” 7. Toen antwoordde ik, Chanówkh, Hem en zei: “Ik verlang naar kennis over alles, maar in het bijzonder over deze boom.” 8. Hij antwoordde mij: “Die berg die je hebt gezien, en waarvan de top lijkt op de troon van de Almachtige, zal de zetel zijn waarop de grote Reine, de Vorst van Waarde, de eeuwige Koning zal zitten, wanneer Hij zal komen en neerdalen om de aarde met goedheid te bezoeken. 9. Maar het is niemand van het vlees toegestaan die boom van een aangename geur aan te raken, tot de periode van het grote oordeel, wanneer Hij alles zal wreken en Hij alle dingen voor eeuwig tot hun voleinding zal brengen, en dit zal dan worden geschonken aan de rechtvaardigen en nederigen. De vrucht van de boom zal aan de uitverkorenen als voeding worden gegeven, want naar het noorden toe zal het leven worden overgeplant naar de zuivere plaats, naar de tempel van Yâ-hwéh, de eeuwige Koning. 10. Dan zullen zij zich zeer verheugen en juichen. Zij zullen binnengaan in de reine plaats en de zoete geur zal hun beenderen doordringen; en zij zullen een lang leven leiden op de aarde, zoals uw voorvaderen hebben geleefd; maar in hun dagen zullen verdriet, nood, moeite en bestraffing hen niet treffen.” 11. En ik zegende Yâ-hwéh, de Vorst van Waarde, de eeuwige Koning, omdat Hij deze boom voor de reinen bereid heeft, hem gevormd heeft en verklaard heeft dat Hij hem aan hen zou geven.

Enoch 23 | Enoch | Enoch 25

Share