Enoch 100

Chanówkh (Enoch) 100

1. Overweeg aandachtig de hemel, jullie, alle zonen van de hemel, en alle werken van de Allerhoogste; beef voor Hem, en bewerk geen kwaad voor Zijn aangezicht. 2. Als Hij de vensters van de hemel sluit en de regen en dauw achterhoudt voor je rekening, wat zul je dan doen? 3. En indien Hij Zijn toorn tegen je zendt wegens al je daden, zul je geen gelegenheid hebben Hem te smeken, indien je hoogmoedige en onbeschaamde woorden tegen Zijn Rechtvaardigheid uitspreekt, en aldus zul je geen shâlówm (vrede, volledigheid, verzoening) verkrijgen. 4. Zie je niet de bevelhebbers van de schepen, wanneer hun schepen door de golven worden heen en weer geslingerd en in gevaar komen? 5. Hierdoor vrezen zij, omdat al hun grote bezittingen met hen op de oceaan zijn ingescheept, zodat zij slechte voorgevoelens krijgen: dat de zee hen zal verzwelgen en zij daar zullen vergaan. 6. Is niet de gehele zee, al haar wateren en al haar bewegingen het werk van de Allerhoogste? Heeft Hij niet Zijn zegel op al haar handelingen gezet en heeft Hij haar niet aan het zand gebonden? 7. Bij Zijn berisping beeft zij, zij droogt op en al haar vissen sterven, evenals al hetgeen zij bevat, maar jij, die op de aarde dwaalt (zondigt), vreest Hem niet. Is Hij het niet Die de hemelen en de aarde heeft gemaakt en alles wat zij bevatten? 8. En Wie heeft de kennis en de wijsheid geschonken aan allen die zich op de aarde en op de zee bewegen? 9. Zijn de bevelhebbers van schepen niet bevreesd voor de oceaan? En moeten de overtreders niet bang zijn voor de Allerhoogste?

Enoch 99 | Enoch | Enoch 102

Share