1. Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? 2. De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen Yâ-hwéh en tegen Zijn Gezalfde: 3. Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen! 4. Die in de hemel woont, zal lachen, Yâ-hwéh zal hen bespotten. 5. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. 6. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. 7. Ik zal het besluit bekendmaken: Yâ-hwéh heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. 8. Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. 9. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk. 10. Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat je onderwijzen, rechters van de aarde. 11. Dien Yâ-hwéh met vreze, verheug je met huiver. 12. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en je onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
Lied 2
Lied (Psalm) 2
Yâ-hwéh en Zijn Gezalfde
1. Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? 2. De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen Yâ-hwéh en tegen Zijn Gezalfde: 3. Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen! 4. Die in de hemel woont, zal lachen, Yâ-hwéh zal hen bespotten. 5. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. 6. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. 7. Ik zal het besluit bekendmaken: Yâ-hwéh heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. 8. Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. 9. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk. 10. Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat je onderwijzen, rechters van de aarde. 11. Dien Yâ-hwéh met vreze, verheug je met huiver. 12. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en je onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!