5 Moshéh 7

5 Moshéh 7 (Deuteronomium 7)

1. maar als ooit van Yâ-hwéh Hij in jou, Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, Hij die zonder aanzien van de machtigen van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) degenen (n.) aan het werk zet van jou onder Mijn ene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint van degene (v.) die niet het Land in Waarheid zijn, in Mijn Ene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, blijft dwalen (zondigen), brengen jullie van Mij daar binnen om een deel van één die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint te ontvangen! Dan zullen jullie van Mij de kadavers (heidense massa) afvoeren die de grote boosheden zijn van iemand die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, afgescheiden van jullie van de Aanwezigheid, degenen (n.) van jullie [~niet in rust] aan het werk zet: van degene (n./m.) die niet de Verschrikkingen (Chittíy) zijn van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, en de Kleibewoners (Girgâshíy) van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, en de Sprekers (‘Emoríy) van degene die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, en de Onderdanen (Kna’aníy) van één die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en de Stedelingen (Phrizzíy) van één die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en de Dorpelingen (Chiuwíy) van één die de demon overwint (yisrâ’ë ́l), en de Dorsers (Yvuwçíy): zeven heidense massa’s die de velen zijn van één die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, en de sterken van jou, 2. van één die de demon overwint (yisrâ’ë ́l). Dan zal Hij diezelfde (m.) [~144.000 vorstendom] overdragen, zijnde de Zoon, Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, Hij Die zonder aanzien van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) degenen (n.) aan het werk zet van jou [~niet in rust], zijnde de handen (agenten), van jou, degenen (n.) die werken [~niet in rust] van één die de demon (yisrâ’ë ́l) overwint, en jullie zullen hen zachtjes slaan om hen van Mij te doen opstaan, zijnde dezelfde (m.) die de Zoon zijn in vereniging met de verdwijnende (m.) [~Wijsheid]. Jij zult van Mij dezelfden (m.) doen verdwijnen zijnde de Zoon die [die niet de tegenstander is (sâţâ ́n)], om over Mij te beschikken met betrekking tot allen die de demon overwinnen (yisrâ’ë ́l) zijnde dezelfden (m.) zijnde de Zoon, zijnde de beschikking, maar niet door de vader van de vorst (‘avadówn) mocht je medelijden hebben met dezelfden (m.) zijnde de Zoon, 3. noch mocht je door de vader van de vorst (‘avadówn) verbindingen vormen door [~vleselijke] huwelijken jegens allen die de demon (yisrâ’ë ́l) overwinnen, zijnde dezelfde (m.) zijnde de Zoon, van dezelfde (v.) [~principaliteit (v.)], niet zijnde de dochter van jou die (n.) werken, die niet van de tegenstander (sâţâ ́n) zijn. Je kunt van Mij verkrijgen/nemen van degenen (n./m.) die niet tot de Zoon behoren [~Yâhuwshúa`] met betrekking tot degenen (n.) die van jou werken.

Deuteronomium 6 | Deuteronomium | Deuteronomium 8

Share