Enoch 66

Chanówkh (Enoch) 66

1. In die dagen kwam het Woord van Yâ-hwéh de Almachtige tot mij en zei: Nóach, kijk, je lot is tot Mij opgeklommen, een vlekkeloos lot, een lot van liefde en oprechtheid. 2. Zo bouwen de gezanten nu een houten bouwwerk en wanneer zij hun taak volbrengen, zal Ik Mijn hand daarop uitstrekken en het bewaren, 3. en het Zaad des Levens zal daaruit ontkiemen en er zal een verandering plaatsvinden, zodat het droge land niet onbezet zal blijven. Ik zal je Zaad voor Mijn aangezicht voor eeuwig en altijd vestigen, Ik zal hen die bij je wonen verspreiden en het zal niet onvruchtbaar zijn, maar het zal gezegend en vermenigvuldigd worden op het oppervlak van de aarde in de naam van Yâ-hwéh. [Openbaring 15:4] 4. Hij zal de Wachters die ongerechtigheid hebben getoond, opsluiten in dat brandende dal [Hoofdstuk 53] (dat mijn overgrootvader Chanówkh mij eerst in het westen toonde), dichtbij waar bergen waren van goud en zilver, van ijzer, van tin en van lood.” [Hoofdstuk 51:1-2] 5. Ik keek naar dat dal, waarin grote beroering was, en waar de wateren onrustig waren. 6. En toen dit alles gebeurde, ontstond er uit die brandende gesmolten massa metaal en uit de beroering die hen op die plaats verontrustte, een sterke geur van zwavel, die met de wateren vermengd raakte; en dat dal waar de Wachters, die zich schuldig hadden gemaakt aan verleiding, onder zijn bodem verbrandden. 7. Uit haar valleien vloeien rivieren van vuur, waar die Wachters worden gestraft, die de bewoners der aarde hebben verleid. 8. “In deze dagen zullen deze wateren gebruikt worden door de koningen, de machtigen, de verhevenen en de bewoners van de aarde, voor de conditie van het lichaam, en voor de bestraffing van de geest, 9. En hun geesten zullen vol lust zijn, dat hun vlees gestraft zal worden, omdat zij de Vorst der geesten verworpen hebben, en hoewel zij zich dag aan dag bewust zullen zijn van hun veroordeling, zullen zij toch niet in Zijn naam geloven. 10. En zoals de verbranding van hun lichaam hevig zal zijn, zo zal ook hun geest voor eeuwig een verandering ondergaan. 11. Want niemand zal een woord van de leugen uitspreken tegen de Vorst der geesten. 12. Omdat het oordeel over hen zal komen omdat zij vertrouwden op hun vleselijke lusten(41), en de geest van Yâ-hwéh verwierpen. 13. In die dagen zullen de wateren van dat dal veranderd worden; want wanneer de Wachters daarin gestraft worden, veranderen de waterbronnen van temperatuur, 14. en wanneer de Gezanten het water zullen opheffen. En wanneer de Gezanten het water van de bronnen zullen opwekken, worden zij koud.” Ik hoorde Miykhâ’Ë´l antwoorden en Hij zei: “Dit oordeel, waarmee de Wachters worden geoordeeld, is een getuigenis tegen de koningen, de machtigen en degenen die het Land in bezit nemen. 15. Want deze wateren van het oordeel zullen zijn tot hun genezing, en tot de dood van hun lichamen. Maar zij zullen niet bemerken of geloven dat de wateren zullen worden verwisseld en tot een vuur worden, dat voor de eeuwigheid zal branden.”

(41) De aanbidding van Bá`al en `Ashtârówth is gebaseerd op vleselijke lust, en de namen van de goden die tegenwoordig worden aanbeden zijn hierop gebaseerd.

Enoch 65 | Enoch | Enoch 67

Share