Zacharia 9

ZkharYâ ́hu (Zacharia) 9

Yâ-hwéh en de strijd van het overblijfsel tegen Hellenisme en de Leugen

1. De last van het Woord van Yâ-hwéh over het Land van de woning Chadrach [~Overblijfsel] en Damascus* (Stil is de zakkenwever) [~Rooms Katholicisme] over Zijn rustplaats, want het oog van de mensen en al de stammen van Israël behoort toe aan Yâ-hwéh: 2. “Hoewel het inderdaad de Vesting (Chamâ ́th, Hamath) [~Christendom], is, zal het haar grenzen om haar heen bepalen, en Rots (Tsuwr, Tyrus) en Visjagen (Tsiythówn, Sidon), omdat zij zeer wijs is. 3. Tyrus heeft voor zichzelf een vestingwal gebouwd, zilver opgehoopt als stof, en bewerkt goud als slijk op straat. [~geestelijke oorlog] 4. Zie, Yâ-hwéh zal ervoor zorgen dat anderen het [de Vesting] in bezit nemen, Hij zal zijn vesting in de zee verslaan, zelf zal het door vuur verteerd worden [~6de zegel], oneervol vuur. 5. Askelon zal het zien en de sterken (`Azzâ ́h, Gaza) zullen bevreesd zijn, en zeer ineenkrimpen, en overplanten omdat haar voorwerp van vertrouwen te schande zal worden gemaakt, en de koning van de sterken (`Azzâ ́h, Gaza) zal vergaan (verdwijnen), dan zal het vuur van oneer niet blijven. 6. Maar een bastaard [~de onsterfelijke bedrieger] zal blijven, tegen wie Ik gewelddadig zal vernietigen (Asdod); Ik zal de trots van de Filistijnen uitroeien. 7. Ik zal zijn bloed uit zijn mond verwijderen, zijn afschuwelijke dingen van tussen zijn tanden. Maar híj die overblijft behoort toe aan onze Almachtige. Hij zal zijn als een leider in Yâhuwthâ ́h (Juda), en Ekron als een Jebusiet. 8. Dan zal Ik Mij als een wacht rond Mijn huis legeren, vanwege het leger dat heen en weer trekt, en tegen hem [de bastaard] zodat geen onderdrukker meer tegen hen optrekt. Nu heb Ik het immers met eigen ogen gezien!”

De Koning van Sion komt

9. “Verheug je zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, je Koning zal tot je komen, rechtvaardig, en Hij is een Verlosser, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin. 10. Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde. 11. Wat jou aangaat, vanwege het bloed van je verbond heb Ik je gevangenen vrijgelaten uit de put waar geen water in is. 12. Keer terug naar de burcht, jullie, gevangenen die hoop hebt! Ook heden verkondig Ik: Ik zal je dubbel vergoeden, 13. als Ik Mij Juda zal hebben gespannen, en Ik Efraïm op de boog zal hebben gelegd, en Ik je zonen, Sion, zal hebben opgezet tegen je zonen, Griekenland, en Ik je gemaakt zal hebben als het zwaard van een held. 14. Yâ-hwéh zal boven hen verschijnen: als een bliksem zal Zijn pijl uitschieten. Yâ-hwéh zal op de bazuin blazen, en Hij zal optrekken in zuiderstormen. 15. Yâ-hwéh van de hemelse machten zal hen beschermen; zij zullen eten en de slingerstenen vertrappen, zij zullen drinken en feestgedruis maken als van wijn, zij zullen vol worden als het sprengbekken, als de hoeken van het altaar. 16. Op die dag zal Yâ-hwéh, hun Kracht, hen verlossen, als de kudde van Zijn volk, want als edelstenen in een diadeem zullen zij schitteren in Zijn Land, 17. want hoe groot is Zijn geluk, en hoe groot Zijn schoonheid! Het koren zal de mond van de jongemannen, en de nieuwe wijn die van de meisjes doen overlopen.”

Zacharia 8 | Zacharia | Zacharia 10

Share