Enoch 71

Chanówkh (Enoch) 71

1. De boekrol van de omwentelingen van de hemellichten, de onderlinge verhoudingen tussen hen, volgens hun respectieve klassen, hun respectieve bereik en hun respectieve seizoen, elk volgens hun respectieve namen en de plaatsen waar zij ontstaan, en hun respectieve maanden, die `Uwriy’Ë´l, de gezant van de Zuivere die bij mij was en die hun gids is, mij toonde en al hun wetten openbaarde, precies hoe zij zijn en hoe alle jaren van de wereld in acht worden genomen voor het tijdperk, totdat de nieuwe schepping voltooid zal zijn, die in de eeuwigheid zal duren.

De wet van het zonnejaar

2. Dit is de eerste wet van de luminairen, de luminair van de shémesh (lichtbol), die zijn opkomst heeft in de oostelijke poorten van de hemel en zijn ondergang in de westelijke poorten van de hemel. 3. Ik zag zes poorten waar de lichtbol uit tevoorschijn komt; en de poorten waar de lichtbol ondergaat, 4. en de maan komt uit en is verborgen door deze poorten, net als de leiders van de sterren en degenen die hen leiden. Zes poorten zijn naar het oosten en zes naar het westen, 5. de één na de ander in rigoureuze volgorde en daarnaast vele vensters rechts en links van deze poorten. 6. Eerst verscheen daar die grote lichtbol, waarvan de naam de shémesh (lichtbol) is en waarvan het verlichte gebied is als de omtrek van de hemel en geheel vol is van een vuur dat verlicht en verschroeit. 7. Door het voertuig waarin het opstijgt, waait de wind. 8. En de lichtende bol zet zich aan de hemel, en terugkerende voorbij1 het noorden om naar het oosten te gaan, wordt zo geleid dat hij door die poort binnengaat en het gezicht van de hemel verlicht(50). 9. In de eerste maand(51) komt hij op dezelfde wijze tevoorschijn door de grote poort, 10. die de vierde van de zes poorten is, die zich bij het opkomen van de lichtbol bevinden. 11. En in de vierde poort, waardoor de lichtbol de eerste maand tevoorschijn komt, zijn twaalf open vensters, waaruit een vlam komt, wanneer zij in hun juiste perioden worden geopend. 12. Wanneer de lichtbol opkomt, komt hij uit deze vierde poort gedurende dertig opeenvolgende dagen, en hij gaat precies onder door de vierde poort in het westen van de hemel. 13. Gedurende die periode is elke dag langer dan de vorige, en elke nacht korter dan de vorige [gedurende dertig dagen]. En op dat ogenblik is de dag met een negende deel verlengd ten koste van de nacht: 14. De dag wordt gelijk aan tien delen, en de nacht precies acht delen. 15. Dan verlaat de lichtbol deze vierde poort en zet zich door de vierde, en keert op de dertigste morgen terug naar de vijfde oostelijke poort, waarna hij uit de vijfde poort komt en zich door de vijfde zet. 16. Dan wordt de dag met een tweede deel verlengd, zodat hij elf delen wordt; terwijl de nacht wordt verkort en slechts zeven delen wordt. 17. En het keert terug naar het oosten, en gaat door de zesde poort binnen en komt tevoorschijn, en het gaat door de zesde poort gedurende eenendertig dagen, wegens zijn teken. 18. Op dat ogenblik is de dag langer dan de nacht, de dag wordt tweemaal zo lang als de nacht; en wordt gelijk aan twaalf delen; 19. Maar de nacht wordt verkort, en wordt gelijk aan twaalf delen. Maar de nacht wordt verkort, en wordt gelijk aan zes delen. Dan stijgt de lichtbol op om de dag te verkorten en de nacht te verlengen, 20. Dus keert de lichtbol terug naar het oosten om door de zesde poort binnen te gaan en door die poort tevoorschijn te komen en onder te gaan, gedurende dertig ochtenden. 21. Wanneer de dertig ochtenden voorbij zijn, heeft de lichtbol de dag met precies één deel verminderd, zodat hij gelijk wordt aan elf delen en de nacht aan zeven. 22. Dan verlaat de lichtbol het westen door die zesde poort en gaat naar het oosten en komt gedurende dertig ochtenden door de vijfde poort tevoorschijn en gaat in het westen onder, opnieuw door de vijfde poort van het westen. 23. Op dat ogenblik vermindert de dag met nog een deel en wordt gelijk aan tien delen en de nacht aan acht. 24. Dan vertrekt de lichtbol uit de vijfde poort en gaat door de vijfde poort van het westen en stijgt op door de vierde poort gedurende eenendertig ochtenden, vanwege zijn teken en hij gaat onder in het westen. 25. Op dat ogenblik heeft de dag dezelfde lengte als de nacht en wordt daaraan gelijk; de nacht heeft negen delen en de dag negen delen. 26. Dan verlaat de lichtende bol die poort en gaat onder in het westen, en terugkerende naar het oosten komt hij gedurende dertig ochtenden door de derde poort tevoorschijn en hij gaat onder in het westen door de derde poort. 27. Op dat moment is de nacht langer dan de dag en dan de nachten ervoor, en elke dag is korter dan de dag ervoor tot de dertigste ochtend; de nacht is gelijk aan precies tien delen en de dag aan acht. 28. De lichtbol die door de derde poort vertrekt en zich in de derde poort in het westen vestigt, keert terug om in het oosten op te komen en gedurende dertig dagen door de tweede poort van het oosten tevoorschijn te komen 29. en op dezelfde wijze gaat hij door de tweede poort in het westen van de hemel onder. 30. Op dat ogenblik is de nacht gelijk aan elf delen, en de dag, zeven. 31. Dan keert de lichtbol die op dat ogenblik door die tweede poort daagt en door de tweede poort in het westen ondergaat, gedurende eenendertig ochtenden terug naar het oosten, gaande door de eerste poort 32. en gaat door de eerste poort in het westen onder. 33. Op dat ogenblik is de nacht zo lang geworden dat hij tweemaal zo lang is als de dag: 34. De nacht is precies gelijk aan twaalf delen en de dag aan zes. 35. De lichtbol die dit deel van zijn banen heeft voltooid, keert er weer overheen en 36. gaat door die eerste van zijn poorten voor dertig ochtenden naar binnen en gaat in het westen door de tegenoverliggende naar binnen. 37. Op dat ogenblik vermindert de nacht in zijn lengte één deel, en wordt de nacht gelijk aan elf delen, en 38. de dag aan zeven. 39. Dan keert de lichtbol terug en gaat door de tweede poort van het oosten. 40. En hij keert door dit deel van zijn baan terug gedurende dertig ochtenden, opgaand en ondergaand. 41. Op dat ogenblik neemt de duur van de nacht af en wordt hij gelijk aan tien delen, en de dag aan acht. Dan vertrekt de lichtbol uit die tweede poort en gaat onder in het westen en keert terug naar het oosten en komt gedurende eenendertig ochtenden door de derde poort tevoorschijn en gaat onder in het westen van de hemel. 42. Op dat moment is de nacht verkort en wordt hij gelijk aan negen delen en de dag wordt gelijk aan negen delen, de nacht is gelijk aan de dag. Het jaar heeft precies driehonderdvierenzestig dagen. (Vergelijk Jubilea 6:32 [een ongeïnspireerd studieboek]) 43. De verlenging van de dag en de nacht, en het samentrekken van de dag en de nacht, worden aangegeven door de baan van de lichtbol. 44. Door middel van dit pad wordt de dag dagelijks verlengd, en de nacht sterk verkort. 45. Dit is de wet van het pad van de lichtbol en zijn terugkeer [naar elke poort], volgens welke hij zestig maal terugkeert en tevoorschijn komt(52). Dit is de grote Hëylë´l [dwaze opschepper (Yshá`Yâhuw 14:12, ZkharYâ´hu 11:2)] die Hij de lichtbol voor eeuwig en altijd noemt. 46. Degene die zich verheft [2 Qorinthíym 10:18] is de grote lichtbol, die wordt genoemd naar zijn eigen verschijning, zoals Yâ-hwéh heeft bevolen. 47. En zo komt hij tevoorschijn, noch krimpend noch rustend, maar overdag en ’s nachts zijn gang gaand; en zijn licht schijnt zevenmaal groter dan dat van de maan(53), hoewel bij het waarnemen van beide, hun afmetingen gelijk zijn.

(50) Sommigen zullen spotten en zeggen dat de lichtbol niet om de aarde draait en dat de aarde om de lichtbol draait. Vergeet niet dat in de ruimte beweging relatief is, en hoewel het zo is, hangt het af van je perspectief. Als Yâ-hwéh in het begin de hemelen en de aarde koos, en niet de lichtbol, maan en sterren, dan hangt dit samen vanuit het perspectief van die gekozenen. Maar verder bestaat er meetbaar wetenschappelijk bewijs van een vaste stationaire niet-roterende aarde.
(51) Deze eerste maanmaand van het jaar wordt bepaald door het volgende hoofdstuk vers 4-5 waarin staat dat het de maand is waarin de zonne-equinox komt terwijl de maan in haar wasfase is, voorafgaand aan de volle maan halverwege de maand, en niet door sterfelijke mensentradities over gerst.
(52) Dat wil zeggen, het is zestig dagen in dezelfde poorten, namelijk tweemaal per jaar dertig dagen (Laurence, blz. 97).
(53) De Aramese teksten beschrijven duidelijker hoe het licht van de maan elke dag een half zevende deel was en afneemt. Hier in de Ethiopische versie wordt de maan gezien als twee helften, waarbij elke helft in zeven delen is verdeeld. Vandaar de “veertien delen” van 72:9-10 (Knibb, p. 171).

Enoch 70 | Enoch | Enoch 72

Share