Enoch 45

Chanówkh (Enoch) 45

1. “Dit is de tweede parabel, betreffende hen die de gemeenschap der reinen [het maagdelijk overblijfsel van Yisrâ’ë´l] en de Vorst der geesten [Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] verwerpen. 2. In de hemel zullen zij niet opstijgen, noch zullen zij naar het Land terugkeren. Dit zal het lot zijn van de dwalenden die hebben verzaakt aan de naam van Yâ-hwéh, de Vorst der geesten, die U gereserveerd hebt voor de dag van het lijden en de beproeving.” 3. “In die dag zal Mijn Uitverkorene op de troon van de Waardigheid zitten en hun werken oordelen; hun rusthuizen zullen ontelbaar zijn en hun geesten zullen in hun binnenste gesterkt worden wanneer zij Mijn Uitverkorene zien en degenen die een beroep hebben gedaan op Mijn zuivere en ontzagwekkende naam. 4. Te dien dage zal Ik Mijn Uitverkorene in hun midden doen wonen; Ik zal het gezicht van de hemel veranderen en Ik zal hem zegenen en voor altijd verlichten. 5. Ik zal ook het aangezicht van het land veranderen en Ik zal het zegenen; en Ik zal hen die Ik heb uitverkoren het doen bewonen; maar de dwalenden en de ongelovigen zullen er geen voet zetten. Want Ik heb Mijn rechtvaardigen voorzien en voldaan met shâlówm (vrede, volledigheid, verzoening), en Ik heb hen voor Mijn aangezicht doen leven; maar de veroordeling der dwalenden zal naderen(24), opdat Ik hen van de aardbodem vernietig.”

(24) Het oordeel over de ongehoorzame heidense massa komt na de 7de Trompet, en is niet gelijktijdig met de komst van Yâ-hwéh bij het 6de Zegel.

Enoch 44 | Enoch | Enoch 46

Share