Enoch 68

Chanówkh (Enoch) 68

1. Na dit oordeel zullen zij versteld staan en het zal hen doen beven, want die veroordeling zal aan de bewoners van de aarde worden tentoongesteld.” 2. Hier zijn de namen van deze Wachters: Shemiychâzâ´h, die de voorman was, en in volgorde na hem, Ar’taqof, Rama’el, Kokab’el, -‘el [Turel], Ra’ma’el, Dani’el, Zeq’el, Baraq’el, ‘Asa’el, Harmoni, Matra’el, ‘Anan’el, Sato’el, Shamsi’el, Sahari’el, Tumi’el, Turi’el, Yomi’el, y Yehadi’el. 3. En degenen die volgen zijn de namen van zijn gezanten, van zijn leiders van honderden en vijftig. 4. De eerste, die het betreurde, was diegene die alle zonen van de hemelen ertoe bracht en hen op aarde deed neerdalen, en hen verleidde met de dochters van de stoffelijke mens (‘âthâ´m). 5. De naam van de tweede is Asbe’el. Hij gaf een slechte raad aan de zonen van de hemel, en bracht hen ertoe zichzelf te bederven met de dochters van de stoffelijke mens (‘âthâ´m). 6. De naam van de derde is G’adri’el; hij openbaarde aan de dochters der mensen alle manieren om te doden. 7. Hij was het die Chauwâ´h (Eva) deed dwalen en hij is het die de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) de instrumenten van de dood leerde: het schild, de borstplaat en de zwaarden voor de slacht, en elk instrument van de dood. 8. Uit zijn hand gingen zij voort tegen hen die op de aarde wonen sinds die dag en voor alle geslachten. 9. De naam van de vierde is Panamu’el; deze toonde de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) wat bitter en wat zoet is, 10. En hij openbaarde hun alle geheimen van de wereld en alle geheimen van zijn wijsheid. 11. Hij leerde de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) om [letters te begrijpen en] te schrijven met inkt en papyrus. 12. Daarom zijn er velen geweest die er door zijn afgeweken, vanaf het begin tot op de huidige dag. 13. Want de mensen werden niet op de wereld gebracht om hun geloof met inkt en papier te ondersteunen; 14. Integendeel, de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) zijn geschapen met de bedoeling dat zij zuiver en rechtvaardig zouden leven, opdat 15. de dood, die alles vernietigt, de mensheid in staat zou stellen zich te herstellen. 15. De dood, die alles vernietigt, zal hen niet bereiken; 16. Maar door deze kennis van hen gaan zij ten onder en de macht ervan verslindt hen. 17. De naam van de vijfde is K’asdeya’el; hij toonde de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) elke slag van de geesten en de goden: 18. De slag van het embryo in de baarmoeder opdat het zou aborteren, de beet van de slang, de slag die met de middaghitte ontstaat [Hooglied 91:6], door het nageslacht van de slang, waarvan de naam Taba’et(43) is. 19. Dit is de taak van het Lam van de Almachtige (Kasviy’Ë´l) [De Blijde Boodschap van Yâhuwchânâ´n 1:29]: Hij openbaarde aan de reinen het Hoofd van de Eed [Yâhuwshúa` = Yâ-hwéh is bevrijding/rijkdom], Die in de Waardigheid van de Allerhoogste woont, 20. Zijn naam is onder de steenbokken [Chanówkh 89:15]. Deze [de Allerhoogste] vroeg Miykhâ’Ë´l om hun de geheime naam (Yâhuwshúa`) te openbaren, opdat zij die zuivere naam [betekenis van Yâhuwshúa`: “Yâ-hwéh is bevrijding/rijkdom”] zouden begrijpen, en aldus de eed zouden uitspreken, want zij die elk geheim aan de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) hebben geopenbaard, beven voor deze naam en eed. [Yshá`Yâhuw 49:1] 21. Hier is de kracht van die eed; want sterk is hij, en krachtig. 22. En Hij regelde deze eed van de steenbokken met behulp van Miykhâ’Ë´l. 23. Dit zijn de geheimen van deze eed, en zij zijn sterk: door middel van Zijn eed 24. werden zelfs de hemelen opgehangen voordat de wereld werd gemaakt. [Liederen 33:6, Qowloçíym 1:16] 25. Door middel daarvan is het land boven het water opgericht, terwijl uit de meest verborgen delen van de bergen prachtige wateren voortkomen, vanaf de schepping van de wereld tot in de eeuwigheid. 26. Door deze eed is de zee gevormd, en voor haar fundament, 27. tijdens de periode van de woestheid vestigde Hij het zand ertegen, en zij durft niet verder binnen te dringen sinds de schepping van de wereld tot in de eeuwigheid, en door deze eed zijn de diepten stevig en stabiel en verplaatsen zich niet van hun plaats van tijdperk tot tijdperk. 28. Door deze eed voltooien de lichtbol en de maan hun route zonder ongehoorzaam te zijn aan het hun gegeven bevel voor eeuwig en altijd. 29. Door deze eed volgen de sterren hun koers; 30. Hij roept hen bij hun namen en zij antwoorden van tijd tot tijd, 31. evenzo de geesten van het water van de winden en van alle winden uit alle streken der aarde. 32. Daar wordt de stem van de donder bewaard, en de schittering van de bliksem. 33. En men bewaart er de voorraden van ijsbergen, vorst, sneeuw, regen en dauw. 34. Deze allen belijden en loven het voor de Vorst der geesten 35. en zij loven Hem met al hun energie, zodat Hij hen steunt in die daad van erkenning, terwijl zij de naam van Yâ-hwéh, de Vorst der geesten voor eeuwig en altijd loven, prijzen en verheerlijken. 36. Deze eed is krachtig en daardoor worden hun wegen bewaard en zal hun koers niet worden vernietigd. 37. En er was grote vreugde onder hen, 38. zij zegenden, eerden en verheerlijkten Yâ-hwéh omdat de naam van de Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) aan hen is geopenbaard. [Yâhuwshúa`] 39. Hij zit op de troon van Zijn Waardigheid; en de som van het oordeel is aan Hem, de Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) gegeven; en Hij zal de overtreders doen verdrijven en vernietigen voor het aangezicht van de aarde, terwijl zij die hen deden afwijken met ketenen zullen worden gebonden 40. en op de plaats waar zij voor de vernietiging waren verzameld, zullen zij worden opgesloten en al hun werken zullen van het aanschijn der aarde verdwijnen. En daarna zal niets zichzelf bederven, want deze Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) is verschenen en heeft plaatsgenomen op de troon van Zijn waardigheid. 41. Al het slechte zal voor Zijn aangezicht wijken; en het woord van de Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m) zal uitgaan en zal worden versterkt door de aanwezigheid van de Vorst der geesten. 42. Dit is de derde parabel van Chanówkh.

(43) Letterlijk “slachting”, een verwijzing naar de grote vervolging door het beeld van het beest nadat hij de zuivere plaats heeft geschonden.

Enoch 67 | Enoch | Enoch 69

Share