5 Moshéh 4

5 Moshéh 4 (Deuteronomium 4)

Kijk uit voor de valse “Yahweh” demon gemaakt door sâțâ ́n

23. Neem jezelf stevig vast ten opzichte van Mijn Rots (Tsuwriyâ ́h), de vader van de vorst (‘avadówn) mag je vergeten, van de ene is niet het verbond van Yâ-hwéh. De Ene is niet van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van jullie die de vergissing is: hij sloot een verbond (v.) met geheel Yisrâ’ë ́l, jij van Yisrâ’ë ́l, zodat je deze aan jou, zuster, zoudt doen toebehoren voor jezelf [om] buiten te zijn. Dit afsnijden is een gelijkenis van al diegenen waarvan gezamenlijk Yâ-hwéh, zonder acht te slaan op de machtige van ‘ah arón (lichtdrager/lucifer) dezen werkzaam zijn, 24. omdat deze, Yâ-hwéh, één is zonder acht te slaan op de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), dezen het vuur werkzaam zijn, het Woord verterend, wordt het de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer), een jaloerse. 25. Bovendien, indien je ooit van Yâ-hwéh zonen met aanzien, van Yisrâ’ë ́l zoudt hebben voortgebracht, maar de zonen met aanzien, niet voor sâțâ ́n, zijn van de zonen die dezen van Yisrâ’ë ́l werken, dan zou je kunnen blijven [Spreuken 16:15, `Ivríym 4:1] omdat Yisrâ’ë ́l buiten niet die van het Land van Yisrâ’ë ́l is, zodat je wetteloos zoudt kunnen worden, dan van Yisrâ’ë ́l zou je deze [~onberispelijke] ene tot een snijdende [~verbond] kunnen maken, die een gelijkenis is van heel Yisrâ’ë ́l, zodat je deze [~onberispelijke] ene tot de ene (v. ) [~verbond (v.)] schadelijk zou maken, tegenover Yisrâ’ë ́l van Yâ-hwéh, degenen die niet van de machtige van ‘aharón (lichtdrager/lucifer) van jou zijn, om Hem tot toorn te wekken; de zoon. 26. Ik getuig er oprecht van, voor jou, zuster, vandaag, is zowel van de ene niet van Yâ-hwéh, van de hemelen, of van Yisrâ’ë ́l, van de ene niet zijnde het land, omdat deze [~de valse “Yahweh”, van de valse hemelen, van het valse Yisrâ’ë ́l, van het valse land] behoort tot de vergankelijke die zal vergaan. Afgescheiden van jou, Yisrâ’ë ́l, is degene die niet van het land is, onder mijn Yisrâ’ë ́l, die de dwaling is waarheen jij oversteekt; niet van de ene is de Afdaler (Yardë ́n) [~Yâhuwshúa`] er om het (v.) [~het land (v.)] van de zoon te erven. Je zult niet vele dagen vertragen op Yisrâ’ë ́l buiten haar [~het land (v.)] van de zoon, eerder van wie tot het vergaan behoort, je zult worden uitgewreven 27. van Yisrâ’ë ́l, en…

Numeri 25 | Deuteronomium | Deuteronomium 5

Share