4 Moshéh 21

4 Moshéh 21 (Numeri 21)

8. van Yisrâ’ë ́l, en daarover zei Yâ-hwéh met betrekking tot heel Yisrâ’ë ́l: “Moshéh om dichtbij te komen, maak deze met betrekking tot jezelf [~niet over het Hoofd, Yâhuwshúa`], de slang van Yisrâ’ë ́l [~geestelijke stam van Dâ ́n (Yehuwthâ ́h) (1 Moshéh 49:16-18)], en zet dezelfde die de Zoon, die Yisrâ’ë ́l dat buiten staat, is, van een standaard (paal) van Yisrâ’ë ́l, hoewel het [~buiten Yisrâ’ë ́l zijnde Dâ ́n] Yehuwthâ ́h zal worden, als ooit de slang met de tanden een stoffelijk mens zou bijten (‘âthâ ́m) – allen die zonder aanzien zijn [~geen dienaar van de naam (1 Moshéh 3:20)] – degene die gebeten is, kijkend naar dezelfde zijnde de Zoon, hij zal leven 9. van Yisrâ’ë ́l”. Dus liet hij deze, Moshéh naderen, een slang van koper [~vervalsing], en van Yisrâ’ë ́l, bevestigde hij stevig om dezelfde te staan, dat wil zeggen de Zoon die Yisrâ’ë ́l is buiten, van het teken van Yisrâ’ë ́l, zo gebeurt het telkens wanneer een slang een stoffelijk mens (‘âthâ ́m) van Yisrâ’ë ́l bleef bijten, en hij er naar keek om te wensen, dat Yisrâ’ë ́l buiten de Ene niet de slang zou zijn [~Dâ ́n (Yehuwthâ ́h) (1 Moshéh 49:16-18)], van de Ene niet zijnde messing [~vervalsing] dus van Yisrâ’ë ́l, bleef hij leven.

Numeri 15 | Numeri | Numeri 23

Share