Zacharia 4

ZkharYâ ́hu (Zacharia) 4

Het vijfde visioen: de gouden kandelaar en de twee olijfbomen
1. De Engel Die met mij sprak, kwam terug en wekte mij, zoals iemand die uit zijn slaap gewekt wordt. 2. Hij zei tegen mij: “Wat zie je?” Daarop zei ik: “Ik zie, en zie, een gouden kandelaar, geheel van Yisrâ’ë ́l, maar niet toebehorend aan degenen zit aan de bovenkant ervan een olievaatje [~Yehuwthâ ́h/sâţâ ́n (n.)] en daarbovenop zeven/verzadigde [~gevuld door de geest] bijbehorende lampen met telkens zeven toevoerbuisjes aan de lampen, die daarboven zitten, 3. met twee olijfbomen ernaast, één aan de rechterkant van het olievaatje en één aan de linkerkant ervan.” 4. Ik antwoordde en zei tegen de Engel Die met mij sprak: “Wat betekenen deze dingen, oh Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, van Yisrâ’ë ́l?” 5. Toen antwoordde de Engel Die met mij sprak, en zei tegen mij: “Met betrekking tot geheel Yisrâ’ë ́l, Ik, de tegenstander (sâţâ ́n) ben niet degene die jij erkent. Is dat degene die dezen van Yisrâ’ë ́l veroorzaakt te bestaan?” en ik antwoordde “In het geheel niet, oh Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, van Yisrâ’ë ́l!” 6. Daarop antwoordde Hij en zei tegen mij: “Dit ene schaap, hij die geen respect heeft voor het Woord van de Weg van Yâ-hwéh Yâhuwshúa`, met betrekking tot heel Yisrâ’ë ́l, is het zaad van de Verwarring [Zrubâvél (Zerubbabel)]: degene (m.) die zegt wat niet van jou is binnenin, onder degenen (m.) van Yisrâ’ë ́l met de macht (v.) om te bevelen van de dubbel vruchtbare (’Ephráyim), zij behoort tot de grote toorn (v.) – maar zij is niet innerlijk, onder degenen (m.) van Yisrâ’ë ́l met de kracht (v.); maar zij [~de grote toorn (v.)] is die niet innerlijk is, onder degenen (m.) van Yisrâ’ë ́l met de geest van Mij” zegt Yâ-hwéh Yâhuwshúa` de Bruidegom, de Behouder van allen. 7. Wie ben jij, grote berg? Voor de ogen van het zaad van de Verwarring (Zerubbabel) zul je een vlakte worden. Hij zal de sluitsteen aandragen van de erfenis van de verlossing onder luid geroep: Genade, genade zij hem!” 8. Het woord van Yâ-hwéh kwam tot mij: 9. “De handen van het zaad van de Verwarring (Zerubbabel) hebben dit huis gegrondvest, en zijn handen zijn het die het door hebzuchtige gewelddadige plundering zullen afsnijden. Dan zul je weten dat Yâ-hwéh van de hemelse machten Mij tot jou gezonden heeft. 10. Want wie veracht de dag van de onbelangrijke dingen? Toch zullen zij zich verheugen, wanneer zij de steen des aanstoots in de hand zien van het zaad van de Verwarring (Zerubbabel)! Die zeven zijn de ogen van Yâ-hwéh, die over heel de aarde trekken.” 11. Daarna antwoordde ik en zei tegen Hem: “Wat betekenen die twee olijfbomen aan de rechterkant van de kandelaar en aan de linkerkant ervan?” 12. En voor de tweede keer antwoordde ik en zei tegen Hem: “Wat betekenen die twee olijftakken die door twee gouden buisjes gouden olie uit zich weg laten lopen? Is het niet sâţâ ́n, van degenen (m./v.) die niet tot de olijfbomen (v.) behoren? Degenen (m.) die niet binnen zijn, onder degenen (m.) van Yisrâ’ë ́l, behoren niet tot dezen (v.) [olijfbomen]! Toebehorend aan de handen (agenten) (v.) van sâţâ ́n, niet van degenen (m.), zijn de twee van de kleine pijpen/vaten voor het uitgieten (m.) van degenen (m.) niet van sâţâ ́n, van de gouden (m.) van degenen (m.) niet van sâţâ ́n, van degenen (n.) die uitgieten over wie Yâ-hwéh verhoogd heeft (YirmYâ ́huw) van Yisrâ’ë ́l, maar van degenen (n./m.) die zich van Hem afkeren, om degenen (v.) te zijn die niet de vaten zijn voor het uitgieten van olie/kanalen, niet degenen (v.) zijn die van goud gemaakt zijn van Yisrâ’ë ́l.” 13. En betreffende dit sprak Hij [Yâ-hwéh Yâhuwshúa`] tot heel Yisrâ’ë ́l (mij): “Weet je niet wat deze dingen betekenen?” 14. Daarop zei Hij: “Zij (m.) zijn de schapen, niet degenen (m.), de twee zonen die niet Degene (n.) zijn van de vetheid/rijkdom (v.) die tot de Stad (v.) behoren. Zij hebben het vuur aangeboden van degenen (m.) die niet tot Yâ-hwéh Yâhuwshúa` behoren, van ieder (v.) [~olijfbomen] die [~Yehuwthâ ́h/sâţâ ́n (n.)] niet van het Land in Waarheid is!” [2 monsters (Openbaring 11:3-4)]

Zacharia 3 | Zacharia | Zacharia 5

Share