Enoch 39

Chanówkh (Enoch) 39

1. En het zal in die dagen gebeuren dat de zonen van de uitverkorenen en de reinen zullen neerdalen uit de hoogten van de hemelen, en hun Zaad [Yâhuwshúa`] zal dan verenigd worden met de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m). Chanówkh ontving de rollen van de verontwaardiging en de toorn, en de rollen van de angst en de ballingschap. 2. “Nooit zullen zij gunst verkrijgen”, zei de Vorst der geesten. 3. En een wolk bedekte mij toen en de wind tilde mij boven het aardoppervlak en plaatste mij aan het uiteinde van de hemel. 4. Daar zag ik een ander visioen; ik zag de plaats waar de reinen wonen en de rustplaats van de rechtvaardigen. Daar zag ik met mijn ogen hun woningen onder de gezanten der gerechtigheid en hun rustplaatsen onder de reinen. Terwijl zij smeekten en baden voor de zonen van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), ontsprong onder hen gerechtigheid als water, en gunst werd over hen uitgestrooid als dauw op de aarde, eeuwenlang. 5. Op die plaats zag ik met mijn ogen de Uitverkorene van de Gerechtigheid en van het geloof; Gerechtigheid zal zegevieren in Zijn dagen en 6. ontelbaar zal het getal zijn van de rechtvaardigen en de uitverkorenen voor Zijn aangezicht voor eeuwig en altijd. 7. Ik zag hun woonplaats onder de vleugels van de Vorst der geesten. Alle rechtvaardigen en uitverkorenen zullen voor Hem schitteren als een schittering van vuur, hun monden zullen vol zegeningen zijn en hun lippen zullen de naam van Yâ-hwéh, de Vorst der geesten, eren. En gerechtigheid en de waarheid zullen voor Zijn aangezicht niet falen. 8. Daar wilde ik blijven, en mijn geest verlangde naar die woonplaats. Daar was mijn voorafgaande erfenis; zo en hoe was voor mij vastgesteld bij de Vorst der geesten. 9. Toen prees en loofde ik de naam van Yâ-hwéh, de Vorst der geesten met zegen en lof, omdat Hij mij bestemd heeft tot zegen en eer, naar het welbehagen van de Vorst der geesten. 10. Mijn ogen observeerden die plaats lange tijd, en ik zegende Hem en prees Hem, zeggende: “Gezegend is Hij, en moge Hij gezegend zijn vanaf het begin en tot in eeuwigheid! Voor Hem is geen berusting, Hij weet van vóór de schepping van de wereld 11. wat voor altijd is en wat van geslacht tot geslacht zal zijn. Zij die niet slapen zegenen U, zij staan voor Uw Waardigheid en zegenen, eren en verheerlijken U en zeggen: ‘Zuiver, zuiver is Yâ-hwéh, de Vorst der geesten, Hij vult de hele wereld met geesten!'” 12. Daar keken mijn ogen naar allen die niet slapen(22), die voor Hem staan en Hem zegenen, zeggende: “Gezegend zij U, en gezegend zij de naam van Yâ-hwéh de Vorst der geesten voor de eeuwen der eeuwen!” Toen werd mijn uitzicht veranderd, totdat ik niet meer in staat was hen te zien.

(22) Degenen die niet slapen maar voor Hem staan zijn de Srâphíym, de Kruwvíym en ‘Ophânníym (70:9)

Enoch 38 | Enoch | Enoch 40

Share