3 Moshéh 13

3 Moshéh 13 (Leviticus 13)

26. Maar als men ooit van Yâ-hwéh zou kunnen zien dat hij [~Yehuwthâ´h/sâţâ´n], die zonder aanzien van de Priester [~Yâhuwshúa`] de erfenis van Yisrâ’ë´l ontvangt, ook kijkt naar wie niet van jullie is! Die binnen de enen (m.) bestaat, onder Yisrâ’ë´l van de enen (m.) die niet behoren tot de Ene (n./m.) die helder schijnt, is een hoofdhuid (v.), wit, van Yisrâ’ë´l [Openbaring 1:14], en van lage graad, zoals ook niet van de vader van de vorst (‘avadówn), is niet die zou kunnen bestaan [Blijde tijding van de waarheid]. Gescheiden van jou, Yisrâ’ë´l, zijn degenen (n./m.) die niet van de huid zijn, niettemin is dezelfde (n.) de Zoon van Yâ-hwéh, degene (n.) donkergekleurd/onopvallend/dim van Yisrâ’ë´l, zo zal Hij dezelfde die de zoon zonder aanzien des persoons [~Yehuwthâ´h/sâţâ´n] apart zetten/uitsluiten voor Hij Die de Priester [~Yâhuwshúa`] is die de erfenis ontvangt, zeven dagen [~7000 jaar] lang.

2 Moshéh 31 | Leviticus | Leviticus 18

Share