1. Een lied van David, voor de koorleider. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen Almachtige. Zij handelen verderfelijk, bedrijven gruwelijke daden; er is niemand die goeddoet. 2. Yâ-hwéh heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die Yâ-hwéh zocht. 3. Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven; er is niemand die goeddoet, zelfs niet één. 4. Hebben zij dan geen kennis, allen die onrecht bedrijven, die mijn volk opeten alsof zij brood aten? Zij roepen Yâ-hwéh niet aan. 5. Daar worden zij door angst bevangen, want Yâ-hwéh is bij het geslacht van de rechtvaardige! 6. Weliswaar beschaam je het voornemen van de ellendige, maar Yâ-hwéh is zijn toevlucht. 7. Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer Yâ-hwéh de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.
Lied 14
Lied (Psalm) 14
Mensen zijn ongelovig
1. Een lied van David, voor de koorleider. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen Almachtige. Zij handelen verderfelijk, bedrijven gruwelijke daden; er is niemand die goeddoet. 2. Yâ-hwéh heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die Yâ-hwéh zocht. 3. Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven; er is niemand die goeddoet, zelfs niet één. 4. Hebben zij dan geen kennis, allen die onrecht bedrijven, die mijn volk opeten alsof zij brood aten? Zij roepen Yâ-hwéh niet aan. 5. Daar worden zij door angst bevangen, want Yâ-hwéh is bij het geslacht van de rechtvaardige! 6. Weliswaar beschaam je het voornemen van de ellendige, maar Yâ-hwéh is zijn toevlucht. 7. Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwam! Wanneer Yâ-hwéh de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, Israël zal verblijd zijn.