Lied 1

Lied (Psalm) 1

1. Gezegend de man die niet wandelt in de raad van de kwaaddoeners, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, 2. maar die zijn vreugde vindt in de wet van Yâ-hwéh en Zijn wet dag en nacht overdenkt. 3. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken. 4. Maar zo zijn de kwaaddoeners niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast. 5. Daarom blijven de kwaaddoeners niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen. 6. Want Yâ-hwéh Yâhuwshúa` kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de kwaaddoeners zal vergaan.

2 Moshéh 31 | Liederen | Lied 2

Share