Enoch 62

Chanówkh (Enoch) 62

1. In die dagen zullen de koningen die het land in bezit hebben genomen, de gezanten van de bestraffing, aan wie zij zijn overgeleverd, smeken dat zij hun een korte pauze geven, zodat zij zich neerwerpen en eerbied betonen voor de Vorst der geesten, en hun dwalingen voor Hem belijden. 2. Zij zullen de Vorst der geesten zegenen en prijzen, zeggende: “Gezegend is Yâ-hwéh, de Vorst der geesten, de Vorst der koningen, de Vorst der machtigen, de Vorst der rijken, de Vorst der waardigen en de Vorst der wijsheid. 3. Over alle verborgen dingen zal 4. Uw Kracht schijnen van geslacht tot geslacht; en Uw Waardigheid voor de eeuwen der eeuwen. 5. Diep en ontelbaar zijn al Uw geheimen, en Uw gerechtigheid kan niet worden berekend. 6. Nu weten wij dat wij Yâ-hwéh moeten eren en zegenen, de Vorst der koningen, ja, Hij heerst over alle koningen!” 7. En zij zullen zeggen: “Wij wensten dat er een pauze was om Hem te eren en te erkennen en ons geloof te belijden in de aanwezigheid van Zijn waardigheid. 8. En nu zuchten wij om een kleine rust, maar wij vinden die niet; wij hebben Hem verworpen, dus bezitten wij die niet. Het Licht is van voor ons heengegaan; en duisternis is onze woning voor de getuigenissen van de getuigen. 9. Want wij hebben niet in Hem geloofd, noch hebben wij de naam van Yâ-hwéh, de Vorst der koningen, geprezen, [en wij hebben Yâ-hwéh niet geëerd in al Zijn werken;] in plaats daarvan hebben wij vertrouwd op de scepter van onze heerschappij en op ons gewicht. 10. Dus ten dage van ons lijden en van onze moeite heeft Hij ons niet gered, noch zullen wij rust vinden om te belijden dat onze Vorst betrouwbaar is in al Zijn werken, in al Zijn oordelen, en in Zijn gerechtigheid, 11. en in Zijn oordelen heeft Hij geen achting voor personen; daarom moeten wij van Zijn tegenwoordigheid wijken, wegens onze daden 12. en al onze fouten zijn terecht gerekend.” 13. Dan zullen zij tot elkaar zeggen: “Ons leven is verzadigd met instrumenten van misdaad en ongerechtvaardigde rijkdom; 14. Maar dat weerhoudt ons er niet van af te dalen naar het midden van de schoot van Sh’ówl.” 15. Daarna zal hun gelaat met duisternis en schande worden vervuld voor de Zoon van de stoffelijke mens (‘âthâ´m), zij zullen uit Zijn aanwezigheid worden verdreven en het zwaard zal voor hun gezicht blijven staan [om hen te verdrijven]. 16. Zo zegt de Vorst der geesten: “Dit is het besluit en de uitspraak tegen de machtigen, de koningen, de verhevenen en degenen die het land in bezit namen in aanwezigheid van de Vorst der geesten.”

Enoch 61 | Enoch | Enoch 63

Share