Lied 53

Lied (Psalm) 53

Yâ-hwéh is de Hoop van Yisrâ’ë ́l, de verrijzenis (Vergelijk met Lied 14)

1. Voor de koorleider betreffende ziekte, een onderwijzing van David. 2. De dwaas zegt in zijn hart: “Er is geen Almachtige.” Zij handelen verderfelijk, zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand die goeddoet. 3. Yâ-hwéh heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die Yâ-hwéh zocht. 4. Ieder van hen heeft zich afgekeerd, tezamen zijn zij verdorven, er is niemand die goed doet, zelfs niet één. 5. Hebben zij dan geen kennis die onrecht bedrijven, die mijn volk opeten alsof zij brood aten? Zij roepen Yâ-hwéh niet aan. 6. Daar zijn zij door angst bevangen, maar er was niets angstwekkends; want Yâ-hwéh heeft de beenderen van jouw belagers verstrooid. Je hebt hen te schande gemaakt, omdat Yâ-hwéh hen heeft verworpen. 7. Och, dat Israëls volkomen verlossing uit Sion kwam! Wanneer Yâ-hwéh de gevangenen van Zijn volk laat terugkeren, dan zal Jakob zich verheugen, dan zal Israël verblijd zijn.

Psalm 52 | Psalmen | Psalm 54

Share